Gerechtshof Arnhem, 16-10-2012, BY1376, 12-00033
Gerechtshof Arnhem, 16-10-2012, BY1376, 12-00033
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 16 oktober 2012
- Datum publicatie
- 26 oktober 2012
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2012:BY1376
- Zaaknummer
- 12-00033
Inhoudsindicatie
Leges.
Ontvankelijkheid bezwaar. Geen wettelijke plicht tot uitreiking nota leges aan gemachtigde.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 12/00033
uitspraakdatum: 16 oktober 2012
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 7 december 2011, nummer LEGGW11/1103, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Apeldoorn (hierna: de Ambtenaar).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is op 5 november 2010 een bouwvergunning verleend voor het vergroten van een bedrijfshal op het perceel, kadastraal bekend gemeente Z, sectie F, nummers 10158, 10242, 10157 en 9696 (deels), plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z (hierna: de bouwvergunning).
1.2 Op 17 november 2010 is aan belanghebbende ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot verkrijging van een bouwvergunning een bedrag aan leges geheven van € 99.007,50.
1.3 Bij brief van 21 februari 2011 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de geheven leges.
1.4 De Ambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
1.5 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Zutphen (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.6 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Op 27 maart 2012 heeft belanghebbende nadere stukken ingediend.
1.7 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.8 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2012 te Arnhem. Daarbij is belanghebbende met kennisgeving aan het Hof niet verschenen. De Ambtenaar is verschenen en gehoord.
1.9 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 Op 26 juli 2010 heeft belanghebbende een bouwvergunning aangevraagd. De aanvraag is verzorgd door A, werkzaam bij A B.V., die optreedt als gemachtigde van belanghebbende bij de aanvraag van de bouwvergunning.
2.2 Op 5 november 2010 is de bouwvergunning verleend en per post verstuurd aan
A. Op de bouwvergunning is het bedrag aan verschuldigde leges ad € 99.007,50 vermeld, alsmede dat een nota daarvoor nog zal volgen.
2.3 Op 17 november 2010 is de nota bouwleges aan belanghebbende verzonden.
2.4 Op 8 december 2010 heeft B van de afdeling bouwzaken van de gemeente Apeldoorn (hierna: B) in een e-mail aan A gemeld dat de door A overgelegde gegevens inzake de bouwkosten zijn beoordeeld en dat de bouwsom zoals is vermeld op de bouwvergunning wordt gehandhaafd.
2.5 A heeft op 18 februari 2011 gereageerd met een e-mail waarin is opgemerkt dat hij de overgelegde gegevens nader wil onderbouwen, en dat hij hoopt dat overleg mogelijk is en dat de bouwleges kunnen worden verminderd.
2.6. Diezelfde dag heeft B per e-mail aan A geschreven dat de legesheffingen waarschijnlijk al een tijd geleden door de afdeling belastingen zijn verzonden en dat tegen die beschikkingen binnen zes weken na verzenddatum bezwaar kan worden gemaakt.
2.7 Bij brief van 21 februari 2011 heeft A namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de geheven leges.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar.
3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ontvankelijkverklaring van het bezwaar.
3.4 De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Niet in geschil is dat de nota bouwleges op 17 november 2010 aan belanghebbende is verzonden. Anders dan belanghebbende betoogt, bestaat voor de Ambtenaar geen wettelijke verplichting de nota bouwleges uit te reiken aan belanghebbendes gemachtigde. Toepassing van artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) - waarin is vastgelegd dat indien een partij zich in de procedure laat vertegenwoordigen, de correspondentie inzake de processtukken aan de gemachtigde moet worden toegezonden – is in dit geval niet aan de orde nu deze bepaling uitsluitend geldt voor de bezwaar- en beroepsfase. Voorts is niet gebleken dat belanghebbende heeft verzocht de nota bouwleges of een kopie daarvan aan de gemachtigde te zenden. Van enige onzorgvuldigheid jegens belanghebbende is, anders dan belanghebbende betoogt, dan ook geen sprake.
4.2 Ingevolge artikel 6:7 Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Nu vaststaat dat de nota bouwleges op 17 november 2010 is bekendgemaakt, eindigt de termijn op
29 december 2010. Belanghebbende heeft bij brief van 21 februari 2011, ingekomen bij de Ambtenaar op 22 februari 2011, bezwaar gemaakt. Dit bezwaarschrift is niet tijdig ingediend. Verder heeft belanghebbendes gemachtigde in een e-mail van 18 februari 2011 (zie 2.5) kenbaar gemaakt dat belanghebbende met de Ambtenaar van mening verschilt over de juistheid van de nota bouwleges. Ook deze e-mail is, nog daargelaten of zulks als een bezwaarschrift kan worden aangemerkt, niet binnen de bezwaartermijn van zes weken ingekomen bij de Ambtenaar. Ook als uit de e-mail van B van 8 december 2010 afgeleid kan worden dat voordien namens belanghebbende bezwaren zijn geuit over de opgelegde nota bouwleges, dan nog is geen sprake van een bezwaarschrift in de zin van artikel 6:5 van de Awb nu niet aannemelijk is geworden dat deze bezwaren op schrift zijn gesteld.
4.3 Ten aanzien van een na afloop van de gestelde termijn ingediend bezwaarschrift blijft, ingevolge het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb, niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.4 Belanghebbende heeft betoogd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is omdat B onzorgvuldig heeft gehandeld door de Ambtenaar niet te informeren over de aanwezigheid van een gemachtigde in de procedure ter verkrijging van de bouwvergunning en over de met deze gemachtigde lopende discussie over de hoogte van de bouwsom.
4.5 Naar het oordeel van het Hof kan de door belanghebbende aangevoerde omstandigheid niet ertoe leiden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Belanghebbende was immers wel in staat om binnen de wettelijke bezwaartermijn tegen de nota bouwleges bezwaar te maken. Het gestelde onzorgvuldig handelen door B doet daaraan niet af.
slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Peters, voorzitter, mr. C.M. Ettema en
mr. A.J.H.van Suilen, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier. De beslissing is op 16 oktober 2012 in het openbaar uitgesproken.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen. In haar plaats tekent mr. C.M. Ettema.
De griffier, Namens de voorzitter,
(J.H. Riethorst) (C.M. Ettema)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.