Home

Gerechtshof Arnhem, 23-10-2012, BY1943, 11-00781

Gerechtshof Arnhem, 23-10-2012, BY1943, 11-00781

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
23 oktober 2012
Datum publicatie
1 november 2012
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BY1943
Zaaknummer
11-00781

Inhoudsindicatie

Wet WOZ.

Objectafbakening. Woongedeelte en kantoorgedeelte van pand vormen afzonderlijke objecten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 11/00781

uitspraakdatum: 23 oktober 2012

Uitspraak van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Ede (hierna: de Ambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 oktober 2011, nummer AWB 11/983,

in het geding tussen de Ambtenaar en

X te Z (hierna: belanghebbende).

in het geding tussen de Ambtenaar en belanghebbende.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De Ambtenaar heeft bij beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarden van de onroerende zaken a-straat 1(1) en Van a-straat1(2), per waardepeildatum 1 januari 2010 voor het kalenderjaar 2011, vastgesteld op € 150.000 respectievelijk € 194.000. Tegelijk met deze beschikking zijn voorts de aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) en rioolheffing vastgesteld.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslagen gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is daartegen in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 20 oktober 2011 gegrond verklaard en de uitspraken van de Ambtenaar, de WOZ-beschikkingen en de aanslagen OZB en rioolheffing vernietigd.

1.4 De Ambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6 Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2012 te Arnhem. Daarbij de Ambtenaar verschenen en gehoord. Belanghebbende is met schriftelijke kennisgeving van 23 mei 2012 niet ter zitting verschenen.

1.7 Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat teneinde belanghebbende in de gelegenheid te stellen nadere schriftelijke vragen van het Hof te beantwoorden. Na een wisseling van stukken heeft het Hof het vooronderzoek gesloten.

1.8 Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2012 te Arnhem. Daarbij is de Ambtenaar verschenen en gehoord. Belanghebbende is met schriftelijke kennisgeving van 9 oktober 2012 niet ter zitting verschenen.

1.9 Van het verhandelde ter zitting zijn processen-verbaal opgemaakt die aan deze uitspraak zijn gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak Van Irhovenstraat 16 te Ede. De onroerende zaak is omstreeks 1988 verbouwd tot een pand met een woon- en een kantoorgedeelte. Het pand heeft een begane grond en twee verdiepingen. De tweede verdieping is een zolderverdieping. Het kantoorgedeelte beslaat de begane grond en een gedeelte van de eerste verdieping. Het overige gedeelte van de eerste verdieping en de zolderverdieping zijn door een huurder in gebruik als woonruimte. Het kantoorgedeelte en de woonruimte hebben ieder een eigen entree.

2.2 Met betrekking tot de vaststelling van de WOZ-waarde van het pand zijn het woon- en kantoorgedeelte tot en met het jaar 2010 tezamen als één onroerende zaak aangemerkt. Voor de jaren 2007 tot en met 2009 zijn de aanslagen OZB vastgesteld met toepassing van het tarief voor niet-woningen. Deze aanslagen zijn als gevolg van het alsnog toepassen van het tarief voor woningen ambtshalve verminderd. Bij brief van 24 juni 2010 heeft de Ambtenaar naar aanleiding van de ambtshalve te verminderen aanslag OZB 2007 belanghebbende het volgende medegedeeld:

“Uit onderzoek is gebleken dat bij het opleggen van de aanslag onroerende-zaakbelasting voor het (…) genoemde object ten onrechte het tarief voor niet-woningen is toegepast. De aanslagen voor de jaren 2008 en 2009 zijn reeds ambtshalve verminderd.

(…)

Gelet hierop wordt de aanslag nu ambtshalve verminderd (…).

(…)

2.3 Bij de waardebepaling van de onroerende zaak voor het onderhavige jaar heeft de Ambtenaar het standpunt ingenomen dat het woongedeelte en het kantoorgedeelte van het pand als twee afzonderlijke objecten zijn aan te merken. Het woongedeelte heeft hij daarbij aangeduid als a-straat1(1), het kantoorgedeelte als a-straat1(2).

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In hoger beroep is in geschil of het woongedeelte en het kantoorgedeelte blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en daarom op grond van artikel 16 van de Wet WOZ terecht als afzonderlijke objecten zijn aangemerkt.

3.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Ambtenaar in de zittingen van 1 juni en 17 oktober 2012 toegevoegd hetgeen is vermeld in de aan deze uitspraak gehechte processen-verbaal van de zitting.

3.3 De Ambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraken op bezwaar.

3.4 Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Ingevolge artikel 16, aanhef en onderdeel c, van de Wet WOZ en op grond van vaste jurisprudentie is een onroerende zaak blijkens zijn indeling bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, indien deze afsluitbaar is en - ingeval van een woonruimte - beschikt over een kookvoorziening en sanitaire voorzieningen, waaronder een douche en toilet.

4.2 Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel kan haar niet baten. Aan de behandeling in het verleden zoals is weergegeven onder de vaststaande feiten onder 2.2 kon belanghebbende niet het vertrouwen ontlenen dat bij de waardebepaling van de onroerende zaak per 1 januari 2010 het pand als één object zou worden aangemerkt. De Ambtenaar dient in het kader van de vaststelling van de WOZ-waarde artikel 16 van de Wet WOZ toe te passen aan de hand van de feitelijke situatie waarin de onroerende zaak op de waardepeildatum verkeert. Het dwingende karakter van genoemd artikel 16 biedt de Ambtenaar daarbij geen beleidsruimte.

4.3 De Ambtenaar heeft ter zitting van 1 juni 2012 het Hof een tekening van de plattegrond van iedere verdieping van de onroerende zaak overgelegd. Belanghebbende heeft in de door haar verstrekte schriftelijke inlichtingen van 24 augustus 2012 verklaard dat deze tekening de situatie op de waardepeildatum 1 januari 2010 weergeeft. De situatie is als volgt:

Het kantoorgedeelte op de begane grond is voorzien van een ontvangstruimte met een eigen toegang, een separate keuken, toiletruimte en cv-ruimte. In de ontvangstruimte bevindt zich een wenteltrap die leidt naar het kantoorgedeelte op de eerste verdieping. Het woongedeelte heeft een entreeruimte op de begane grond die via een trap toegang biedt tot het woongedeelte op de eerste en tweede verdieping van het pand. Het woongedeelte heeft een keuken, badkamer en een toilet.

4.4 In het verlengde van de entreeruimte is via een deur de hal van het kantoorgedeelte te bereiken. De Ambtenaar heeft ter zitting van 17 oktober 2012 verklaard dat deze deur afsluitbaar is. Deze verklaring wordt bevestigd door belanghebbendes verklaring in haar verweerschrift van 11 januari 2011 dat de tussendeur is voorzien van een simpel kastslot. Ter zitting van 17 oktober 2012 heeft de Ambtenaar voorts verklaard dat het kantoorgedeelte en het woongedeelte van de eerste verdieping niet met elkaar in verbinding staan. Hij heeft daaraan toegevoegd dat oorspronkelijk twee deuren van de overloop van het woongedeelte op de eerste verdieping toegang verschafte tot het kantoorgedeelte, doch dat deze deuren zijn verwijderd en de deuropeningen met gipsplaten zijn dichtgemaakt. Gelet op de tekening van de plattegrond van de eerste verdieping acht het Hof dat aannemelijk.

4.5 Gelet op de onder 4.3 en 4.4 weergegeven feiten en omstandigheden is het Hof van oordeel dat de Ambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat het kantoorgedeelte en het woongedeelte als afzonderlijke objecten moeten worden aangemerkt. De deur op de begane grond tussen beide gedeelten is afsluitbaar. Beide gedeelten zijn voorzien van een keuken en sanitaire voorzieningen. Het woongedeelte heeft een badkamer. De gebruikers van het kantoorgedeelte en het woongedeelte zijn derhalve niet aangewezen op voor permanente menselijke bewoning essentiële voorzieningen elders. Op grond daarvan moet worden aangenomen dat beide gedeelten van de onroerende zaak blijkens hun indeling zijn bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.

4.6 Voor de Rechtbank is door belanghebbende het standpunt ingenomen dat de waarde van het totale pand in het onderhavige jaar € 303.000 zou bedragen. Over de waarde van het kantoorgedeelte en het woongedeelte afzonderlijk heeft belanghebbende geen standpunt ingenomen. In hoger beroep heeft zij daaromtrent, ook naar aanleiding van vragen van het Hof, geen nader standpunt ingenomen. Het Hof leidt hieruit af dat de waarde van de afzonderlijke gedeelten tussen partijen niet (meer) in geschil is.

slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

Het Gerechtshof

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

– verklaart het tegen de uitspraken van de Ambtenaar ingestelde beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Monsma, lid van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

De beslissing is op 23 oktober 2012 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(J.L.M. Egberts) (J.A. Monsma)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.