Home

Gerechtshof Arnhem, 27-11-2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BY8041 BY5428, 12-00234

Gerechtshof Arnhem, 27-11-2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BY8041 BY5428, 12-00234

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
27 november 2012
Datum publicatie
7 december 2012
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BY5428
Zaaknummer
12-00234

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Correcties inzake looninkomsten en eigen woning zijn terecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 12/00234

uitspraakdatum: 27 november 2012

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X, wonende te Z (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2012, nummer AWB 11/2445, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.565. Daarbij is een bedrag van € 1.068 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van

13 mei 2011 de bezwaren niet ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft de Inspecteur ambtshalve de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.565 en de berekende heffingsrente verminderd tot € 910.

1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 8 maart 2012 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, en de bezwaren tegen de aanslag IB/PV en beschikking heffingsrente ongegrond verklaard.

1.4. Belanghebbende heeft bij faxbericht van 18 april 2012 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2012 te Arnhem. Partijen zijn met kennisgeving niet ter zitting verschenen.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende heeft op 22 januari 2008, 27 februari 2008 en 28 februari 2008 elektronisch aangifte IB/PVV 2007 gedaan. Met de aangifte IB/PVV van 28 februari 2008 zijn de eerdere aangiften overgeschreven. Belanghebbende heeft het volgende aangegeven:

Looninkomsten € 19.266

Eigen woning -/- 14.725

4.541

Af: aangegeven ziektekosten -/- 1.332

Belastbaar inkomen uit werk en woning € 3.209

2.2. Bij brief van 15 april 2008 heeft het onderdeel Centrum voor Facilitaire Dienstverlening, Unit Centrale Invoer, te Heerlen aan belanghebbende medegedeeld dat het door hem ingediende (papieren) aangiftebiljet IB/PVV 2007 niet geschikt is voor de (geautomatiseerde) verwerking daarvan.

2.3. Met dagtekening 14 mei 2008 heeft de Inspecteur overeenkomstig de elektronische aangifte van 28 februari 2008 een voorlopige aanslag IB/PVV 2007 opgelegd (met aanslagnummer 837.46.389.H.70), met een terug te ontvangen bedrag van € 9.083 alsmede bij beschikking een bedrag van € 415 aan te vergoeden heffingsrente.

2.4. Bij brief van 10 mei 2010 heeft de Inspecteur belanghebbende medegedeeld voornemens te zijn af te wijken van de aangifte IB/PVV 2007. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:

" Neveninkomsten:

Uit een door de Gemeentelijke Sociale Dienst te Z ingesteld onderzoek is gebleken dat u (juridische)-adviezen heeft gegeven aan onder andere de heer A te Q. (…) U heeft over meerdere jaren rekeningen uitgeschreven voor door u verrichte werkzaamheden. Omdat deze inkomsten niet in uw aangifte zijn vermeld, heb ik u meerdere keren verzocht hiervan een overzicht te verstrekken. Tot op heden heb ik deze echter nog niet mogen ontvangen. Gelet op de door u in rekening gebrachte bedragen en het vermoeden dat u meerdere personen bijstaat, heb ik de door u aan te geven inkomsten gesteld op € 250 per maand, in totaal in 2007 dus € 3.000.

(…) De aanslag zal worden vastgesteld op basis van de hieronder vermelde gegevens. Bij de berekening van de correcties ben ik uitgegaan van de gegevens die hebben geleid tot de te hoge negatieve voorlopige aanslag 2007.

(…)

Inkomsten die onder de loonheffing vielen

(…)

Bij de vaststelling ga ik uit van de volgende gegevens zoals die blijken uit de mij ter beschikking staande informatie:

inkomsten loonheffing

Gemeente Z 4.383 794

UWV 5.151 1.789

C BV 12.363 3.122

--------- ---------

totaal 21.897 5.705

volgens aangifte 19.266 9.083

--------- ---------

correctie € 2.631 + € 3.378 -/-

Andere inkomsten uit arbeid

Zoals in het begin van deze brief vermeld, stel ik het inkomen uit uw advieswerkzaamheden op € 3.000.

Eigen Woning

U heeft mij medegedeeld dat u in 2007 niet de beschikking had over een eigen woning en dat u ook geen hieraan gerelateerde rente heeft betaald. Derhalve komt deze post in de aangifte geheel te vervallen, correctie € 14.725.

(…)

Ziektekosten of andere buitengewone uitgaven: drempel

In de aangifte heeft u voor ziektekosten of andere buitengewone uitgaven € 1.332 afgetrokken. Door vorenstaande correcties wordt het niet aftrekbare drempel bedrag zodanig verhoogd dat de gehele aftrek komt te vervallen, correctie € 1.332. "

2.5. Met dagtekening 13 augustus 2010 heeft de Inspecteur overeenkomstig zijn voornemen de definitieve aanslag IB/PVV 2007 opgelegd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is als volgt berekend:

Aangegeven looninkomsten € 19.266

Correctie looninkomsten 2.631

Correctie neveninkomsten 3.000

24.897

Af: aangegeven ziektekosten -/- 1.332

Belastbaar inkomen uit werk en woning € 23.565

Dit inkomen resulteert in een door belanghebbende te betalen bedrag van € 8.355 aan belasting en € 1.068 aan heffingsrente.

2.6. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Naar aanleiding van door belanghebbende op 20 april 2011 verstrekte informatie is de aanslag ambtshalve verminderd door de neveninkomsten op nihil te stellen. De Inspecteur heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 20.565. De heffingsrente is verminderd tot € 910.

2.7. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Vervolgens heeft de Rechtbank de zaak inhoudelijk beoordeeld en overwogen dat de Inspecteur terecht en tot een juist bedrag is afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangifte. Verder heeft de Rechtbank overwogen dat de door belanghebbende aangehaalde jurisprudentie inzake het ambtelijk verzuim toepassing mist nu van navordering geen sprake is. De Rechtbank heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de bezwaren tegen de aanslag IB/PV 2007 en de beschikking heffingsrente ongegrond verklaard.

3. Geschil

3.1. In geschil is of de aanslag IB/PV 2007 na ambtshalve vermindering naar een juist bedrag is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.2. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vermindering van de aanslag overeenkomstig de ingediende aangifte. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Overwegingen

Looninkomsten

4.1. De Inspecteur heeft bij de aanslagregeling de door belanghebbende aangegeven looninkomsten en ingehouden loonheffing gecorrigeerd. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur met de verwijzing naar het renseignement van loongegevens (bijlage 7 bij verweerschrift in eerste aanleg) aannemelijk gemaakt dat belanghebbende deze inkomsten heeft genoten en dat belanghebbende een te hoog bedrag aan loonheffing heeft verrekend. De Inspecteur heeft terecht en tot het juiste bedrag de looninkomsten en de ingehouden loonheffing gecorrigeerd.

Eigen woning

4.2. Belanghebbende heeft negatieve inkomsten uit eigen woning aangegeven. De Inspecteur heeft deze aftrek gecorrigeerd. Nu belanghebbende niet heeft gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat hij beschikt over een eigen woning, heeft de Inspecteur reeds daarom terecht en tot het juiste bedrag de aftrek gecorrigeerd.

Vaststellen voorlopige aanslag

4.3. Naar algemeen bekend is, is het opleggen van voorlopige aanslagen een massaproces waarin een grondige beoordeling van de voorhanden gegevens in de regel niet aan de orde komt (vgl. HR 17 januari 2003, nr. 37.463, LJN AF2996, BNB 2003/188). Anders dan belanghebbende betoogt, is de Inspecteur dan ook niet in verzuim of handelt hij niet onzorgvuldig, door zonder nader onderzoek de voorlopige aanslag vast te stellen overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangifte.

Overige grieven

4.4. Ook in hetgeen belanghebbende overigens nog heeft aangevoerd – waaronder grieven die betrekking hebben op Dienst E van de gemeente Z, op door belanghebbende ingediende WOB-verzoeken, op de klachtenprocedure ten aanzien van een ambtenaar van de Belastingdienst, en op de aangifte recht van successie – ziet het Hof geen aanleiding om te oordelen dat de onderhavige aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld.

Heffingsrente

4.5. Heffingsrente is verschuldigd over het tijdvak dat aanvangt op de dag na het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (1 januari 2008) en eindigt op de dag van de dagtekening van het aanslagbiljet (13 augustus 2010). Deze regeling is getroffen in verband met de omstandigheid dat de belastingplichtige tussen het ontstaan van de materiële belastingschuld en het tijdstip van opleggen van de belastingaanslag deze schuld nog niet hoeft te voldoen. De heffingsrente vormt een compensatie van de renteschade die als gevolg daarvan door de fiscus wordt geleden.

4.6. De inspecteur is echter niet in alle gevallen bevoegd de heffingsrente die volgens de wet verschuldigd is, volledig in rekening te brengen. Het zorgvuldigheidsbeginsel kan hieraan onder omstandigheden in de weg staan (vgl. HR 28 maart 2001, nr. 35.968,

LJN AB0764, BNB 2001/297).

4.7. Volgens beleid van de Belastingdienst wordt binnen drie maanden na de indiening van een aangifte inkomstenbelasting in elk geval een voorlopige aanslag vastgesteld. Dit beleid strekt ertoe te voorkomen dat heffingsrente wordt berekend als gevolg van de enkele omstandigheid dat de inspecteur niet binnen een redelijke termijn na het indienen van de aangifte een belastingaanslag vaststelt. Indien een inspecteur niet handelt in overeenstemming met deze gedragslijn, verzet het zorgvuldigheidsbeginsel zich ertegen dat die inspecteur meer heffingsrente in rekening brengt dan in een geval waarin hij die gedragslijn wel volgt (zie HR 25 september 2009, nr. 07/13362, LJN BJ8524, BNB 2009/295).

4.8. In het onderhavige geval heeft belanghebbende de aangifte IB/PV 2007 ingediend op 28 februari 2008. De overeenkomstig belanghebbendes aangifte opgelegde voorlopige aanslag is gedagtekend op 14 mei 2008. De Inspecteur heeft mitsdien gehandeld in overeenstemming met voornoemde gedragslijn, nog daargelaten dat belanghebbende op grond van deze voorlopige aanslag geen heffingsrente verschuldigd was, maar heffingsrente vergoed heeft gekregen.

4.9. Na het opleggen van de voorlopige aanslag heeft een nader onderzoek van belanghebbendes aangifte ertoe geleid dat aan het licht is gekomen dat die aangifte onjuistheden bevatte. De correctie daarvan bij de definitieve aanslag heeft geleid tot het belopen van heffingsrente over het bedrag van de correctie. Het belopen van die heffingsrente is aldus een gevolg van de omstandigheid dat de belanghebbende een onjuiste aangifte heeft gedaan. Alsdan kan niet worden gezegd dat de Inspecteur onzorgvuldig handelt doordat hij overeenkomstig de wettelijke bepalingen heffingsrente in rekening brengt in geval van een correctie van onjuistheden in de aangifte (vgl. HR 25 februari 2011,

nr. 09/03966, LJN BP5536, BNB 2011/138).

4.10. Gelet op het vorenstaande is er geen aanleiding voor een vermindering van de in rekening gebrachte heffingsrente.

Onjuist dictum Rechtbank

4.11. De uitspraak van de Rechtbank kan evenwel niet in stand blijven. Nu de Inspecteur tijdens de bezwaarprocedure (ambtshalve) aanleiding heeft gezien tot vermindering van de aanslag en de beschikking heffingsrente, had de uitspraak van de Inspecteur moeten inhouden dat de bezwaren gegrond waren. De Rechtbank heeft derhalve ten onrechte geoordeeld dat de bezwaren ongegrond waren. De uitspraak van de Rechtbank dient te worden vernietigd. Nu de Inspecteur de aanslag en de beschikking heffingsrente reeds ambtshalve had verminderd, had de Rechtbank, de aldus verminderde aanslag en beschikking heffingsrente juist oordelende, die aanslag dienen te handhaven.

4.12. Ter voorlichting van belanghebbende merkt het Hof op dat de uitspraak van de Rechtbank om procedurele redenen wordt vernietigd, maar dat belanghebbende inhoudelijk geen gelijk krijgt. Wel moet de Inspecteur de griffierechten die door belanghebbende in beroep en hoger beroep zijn betaald, vergoeden.

5. Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling omdat niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende in beroep of hoger beroep kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

6. Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur;

- verklaart de bezwaren tegen de aanslag IB/PV 2007 en de beschikking heffingsrente gegrond;

- handhaaft de aanslag IB/PV 2007 zoals deze ambtshalve is verminderd;

- handhaaft de beschikking heffingsrente zoals deze ambtshalve is verminderd;

- gelast dat de Inspecteur de door belanghebbende betaalde griffierechten van € 41 in beroep en € 115 in hoger beroep aan hem vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter,

mr. A.J. Kromhout en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2012.

De griffier, De voorzitter,

(A. Vellema) (A.J.H. van Suilen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)

postbus 20303, 2500 EH Den Haag

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.