Home

Gerechtshof Arnhem, 04-12-2012, BY8186, 11/00511 en 11/00512

Gerechtshof Arnhem, 04-12-2012, BY8186, 11/00511 en 11/00512

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
4 december 2012
Datum publicatie
11 januari 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2012:BY8186
Zaaknummer
11/00511 en 11/00512

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting.

Correctie inzake dotatie en vrijval vervangingsreserve is terecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummers 11/00511 en 11/00512

uitspraakdatum: 4 december 2012

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X BV, gevestigd te Z (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 26 mei 2011, nummers AWB 10/39 en 10/40, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2000 en 2001 aanslagen in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van respectievelijk € 440.869 en € 76.913. Daarbij zijn bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht van respectievelijk € 19.306 en € 3.080.

1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen verminderd tot aanslagen berekend naar een belastbaar bedrag van respectievelijk € 340.238 en € 58.490, en de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) heeft de beroepen bij uitspraak van 26 mei 2011 ongegrond verklaard.

1.4. Belanghebbende heeft bij brief van 4 juli 2011, ingekomen bij het Hof op

5 juli 2011, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2012 te Arnhem. De zaken met de nummers 11/00501 tot en met 11/00519 zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende is daar vertegenwoordigd door A, bijgestaan door B en C. De Inspecteur is daar eveneens verschenen.

1.8. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De inhoud van deze pleitnota’s is in deze uitspraak ingelast.

1.9. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.10. Na sluiting van het onderzoek ter zitting is op 12 juni 2012 een brief van belanghebbende met bijlagen bij het Hof binnengekomen. Het Hof heeft hierin aanleiding gezien het onderzoek op grond van het bepaalde in artikel 8:68 Algemene wet bestuursrecht (Awb) te heropenen. De Inspecteur heeft op belanghebbendes brief gereageerd bij brief van 20 juni 2012.

1.11. Bij brief van 3 juli 2012 heeft het Hof aan partijen meegedeeld dat na heropening het onderzoek zich zal beperken tot de in 1.10 genoemde correspondentie en dat op de nadere zitting aan belanghebbende de gelegenheid wordt geboden tot uitvoering van een aanbod tot getuigenbewijs in de zaken 11/00516 (getuige D) en 11/00519 (getuige E).

1.12. De Inspecteur heeft bij brief van 16 oktober 2012 in de zaken 11/501 en 11/515 nadere overwegingen doen toekomen inzake het vormen en afboeken van een herinvesteringsreserve in relatie tot een belangenwijziging.

1.13. Belanghebbende heeft bij brief van 19 november 2012 meegedeeld dat de getuigen D en E niet zullen worden meegenomen naar de nadere zitting. Verder heeft belanghebbende enige bijlagen meegezonden.

1.14. Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2012 te Arnhem. De zaken met de nummers 11/00501 tot en met 11/00519 zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende is daar vertegenwoordigd door A, bijgestaan door B. De Inspecteur is daar eveneens verschenen. Van deze zitting is eveneens proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.15. Gelet op het beperkte onderzoek na heropening, slaat het Hof geen acht op de brief van de Inspecteur van 16 oktober 2012. Ook slaat het Hof om die reden geen acht op de brief van belanghebbende van 19 november 2012 voor zover daarin niet de aangelegenheden aan de orde zijn die in de in juni 2012 gevoerde correspondentie (zie 1.10) naar voren zijn gebracht.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende heeft in 1996 een vervangingsreserve gevormd ten bedrage van

fl. 500.022. In 1997 is hiervan fl. 260.000 aangewend voor een vervangende investering zodat per 31 december 1997 een vervangingsreserve van fl. 240.022 resteerde.

2.2. Belanghebbende heeft in 2000 onroerende zaken vervreemd. De ter zake gerealiseerde winst van fl. 112.588 is gedoteerd aan de vervangingsreserve.

2.3. De Inspecteur heeft in een brief van 6 december 2002 onder meer het volgende aan belanghebbende geschreven:

“Tijdens het overleg heeft de Belastingdienst aangegeven dat er geen generaal uitstel zal worden verleend voor de aanwending van de bestaande vervangingsreserves/ herinvesteringsreserves tot 31 december 2004. Voor de vervangingsreserves/ herinvesteringsreserves die in 2002 aangewend zouden moeten worden, wordt uitstel verleend tot 31 december 2003. In overige gevallen zal van jaar tot jaar beoordeeld moeten worden òf en in hoeverre de termijn voor vervanging verlengd kan worden. Een en ander behoudens de toepassing van artikel 15e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.(…).”

2.4. Op de aangifte vennootschapsbelasting 2000 heeft de Inspecteur de volgende correcties aangebracht:

Aangegeven belastbare winst -/- f. 423.190

Correctie dotatie vervangingsreserve f. 112.588

Correctie vrijval vervangingsreserve f. 240.022

Correctie andere kosten f. 359.218

Correctie kosten van schulden f. 152.231

Nader vastgestelde belastbare winst f. 440.869

2.5. Voor de feiten ten aanzien van het compromis verwijst het Hof naar de uitspraak van heden met registratienummers 11/00502 tot en met 11/00510, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De Inspecteur heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat als hij op grond van voornoemde hofuitspraak het compromis moet nakomen, dat dan ook geldt ten aanzien van belanghebbende.

3. Geschil, standpunten en conclusiesvan partijen

3.1. In geschil is of de Inspecteur terecht de dotatie aan en de vrijval van de vervangingsreserve alsmede de andere kosten heeft gecorrigeerd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.2. Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen en vernietiging van de beschikkingen heffingsrente.

3.3. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

Vrijval vervangingsreserve

4.1. De in 1996 gevormde vervangingsreserve dient in de winst te worden opgenomen indien binnen een termijn van vier jaar na vorming van de reserve, geen vervanging heeft plaatsgevonden. In het onderhavige geval eindigt die termijn op 31 december 2000.

4.2. Anders dan belanghebbende betoogt, kan uit de brief van 6 december 2002 niet worden afgeleid dat aan belanghebbende uitstel is verleend voor de aanwending van de vervangingsreserve. In de brief wordt immers gesproken over de vervangingsreserves die in 2002 aangewend dienden te worden. De onderhavige vervangingsreserve had uiterlijk in 2000 aangewend moeten worden.

4.3. Ook belanghebbendes betoog omtrent het compromis kan niet slagen. Voor de daartoe gebezigde gronden verwijst het Hof naar de uitspaak van heden met registratienummers 11/00502 tot en met 11/00510.

4.4. Het vorenstaande brengt mee dat de vervangingsreserve ten bedrage van fl. 240.022 ultimo 2000 ten bate van de winst dient vrij te vallen.

Dotatie vervangingsreserve

4.5. Bij vervreemding van een bedrijfsmiddel kan een daarbij gerealiseerde winst buiten de fiscale winst blijven door deze vervreemdingswinst toe te voegen aan de vervangingsreserve. Daarbij geldt als voorwaarde dat een voornemen tot vervanging van het bedrijfsmiddel bestaat.

4.6. Het Hof dient de vraag te beantwoorden of de directie van belanghebbende ultimo 2000 het voornemen had de in 2000 vervreemde onroerende zaken te vervangen.

4.7. Een redelijke bewijslastverdeling brengt mee dat degene die een vervreemdingswinst wenst te reserveren en daarmee deze winst buiten de fiscale winst houdt, aannemelijk maakt dat die reservering naar aard en hoogte gerechtvaardigd is. Gelet op de betwisting door de Inspecteur, ligt het derhalve op de weg van belanghebbende om het vervangingsvoornemen te onderbouwen.

4.8. Belanghebbende heeft erkend dat het voornemen tot vervanging niet schriftelijk is vastgelegd, maar dat de heren A en C kunnen verklaren dat een dergelijk voornemen wel bestond. Ter zitting heeft belanghebbende beiden meegebracht. Zij hebben ter zitting verklaringen afgelegd, onder meer inhoudende dat belanghebbende tot een groep behoorde die steeds heeft geïnvesteerd in onroerende zaken. Het Hof acht belanghebbende met een dergelijke algemene verklaring niet geslaagd in haar bewijs, zodat deze grond faalt.

4.9. Gelet op het vorenstaande heeft de Inspecteur terecht het bedrag van f. 112.588 tot de winst gerekend.

Andere kosten

4.10. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, aannemelijk dient te maken dat hij kosten heeft gemaakt.

4.11. Belanghebbende heeft geen relevante bewijsmiddelen overgelegd. Het Hof acht derhalve niet aannemelijk dat belanghebbende kosten heeft gemaakt. Dat de bewaartermijn van zeven jaar inmiddels is verstreken, doet daaraan niet af.

Verliesverrekening 2001

4.12. Uit het vorenstaande volgt dat de Inspecteur de correcties over het jaar 2000 terecht heeft aangebracht. Dit brengt mee dat er in het jaar 2001 geen ruimte is voor verrekening van een verlies uit 2000. De aanslag voor het jaar 2001 is dan ook tot een juist bedrag vastgesteld.

Heffingsrente

4.13. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de Inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld door geen oplossing aan te dragen voor de ontstane situatie, zodat berekening van heffingsrente achterwege moet blijven. Naar het oordeel van het Hof was de Inspecteur hiertoe niet gehouden, zodat van onzorgvuldig handelen geen sprake is. Het Hof vindt hierin dan ook geen aanleiding de beschikking heffingsrente te vernietigen.

Slotsom

4.14. Gelet op het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende ongegrond.

5. Proceskosten

Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter,

mr. A.J. Kromhout en mr. M.J. Peters, in tegenwoordigheid van

mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

4 december 2012.

De griffier, De voorzitter,

(W.J.N.M. Snoijink) (A.J.H. van Suilen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 5 december 2012.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

postbus 20303, 2500 EH Den Haag

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 – bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.