Gerechtshof Den Haag, 17-07-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:2709, Bk-12-00368
Gerechtshof Den Haag, 17-07-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:2709, Bk-12-00368
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 17 juli 2013
- Datum publicatie
- 7 augustus 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2013:2709
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:3079, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- Bk-12-00368
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Belanghebbende (een BV) heeft ten behoeve van haar dga een pensioenregeling getroffen en daartoe in eigen beheer een pensioenvoorziening gevormd. In 2005 hebben belanghebbende en A BV een overeenkomst gesloten waarbij belanghebbende per 31 december 2005 de pensioenverplichting jegens haar dga aan A BV heeft overgedragen. Art. 3.26, lid 1, Wet IB 2001 blijft ook na overname van een pensioenverplichting door een derde - tegen een vergoeding in de vorm van een jaarlijkse premie dan wel van een eenmalige koopsom - onverminderd van kracht, tenzij de uitzondering van art. 3.27 Wet IB 2001 van toepassing is. De Inspecteur heeft terecht een correctie ten bedrage van € 539.635 aangebracht ter zake van de door belanghebbende gehanteerde na-indexatie van 3 percent, tenzij de uitzondering van art. 3.27 Wet IB 2001 van toepassing is.
De uitzondering van art. 3.27 Wet IB 2001 is niet van toepassing nu niet is voldaan aan de voorwaarde dat de opgebouwde pensioenrechten geheel moeten zijn afgefinancierd. De aftrek van de overnamevergoeding is naar het oordeel van het Hof terecht voor zover de waarde van de pensioenverplichting meer bedraagt dan het geval zou zijn indien bij de berekening daarvan een rekenrente van ten minste vier percent zou zijn toegepast. Uitgaande van de in dit geschil vaststaande rekenrente van 3,23 percent, heeft de inspecteur ten onrechte een correctie ten bedrage van € 227.679 aangebracht ter zake van het verschil tussen deze rekenrente en een rekenrente van vier percent. Van een fictieve indexatielast - zoals door de inspecteur is gesteld en door belanghebbende is betwist - is naar het oordeel van het Hof geen sprake.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00368
Uitspraak d.d. 17 juli 2013
in het geding tussen:
[X] B.V., gevestigd te [Z], belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst Haaglanden, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage (thans rechtbank Den Haag) van 1 maart 2012, nummer AWB 10/4660, betreffende na te vermelden aanslag en beschikkingen.
Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 396.393, bij gelijktijdig genomen beschikking het verlies van het jaar 2005 vastgesteld op nihil alsmede bij eveneens gelijktijdig genomen beschikking een bedrag van € 22.153 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.