Gerechtshof Den Haag, 19-06-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3203, 12-00066
Gerechtshof Den Haag, 19-06-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3203, 12-00066
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 19 juni 2013
- Datum publicatie
- 19 augustus 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2013:3203
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:606
- Zaaknummer
- 12-00066
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Gebreken in aangifte. Belanghebbende heeft niet de vereiste aangifte gedaan. Het ambtshalve voor het jaar 2007 vastgestelde inkomen uit werk en woning en uit sparen en beleggen berust op een redelijke schatting. Met de vermelde renseignementen heeft de inspecteur het in aanmerking genomen inkomen voldoende onderbouwd. Het gedane bewijsaanbod te weinig gespecificeerd. Verzuimboete terecht opgelegd.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00066
Uitspraak d.d. 19 juni 2013
in het geding tussen:
[X] te [Z], belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst Haaglanden, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage (thans: rechtbank Den Haag) van 27 oktober 2011, nummer AWB 11/1032, betreffende na te vermelden aanslag en beschikking.
Aanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.335 en belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 26.633.
De Inspecteur heeft daarbij aan belanghebbende op de voet van artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een verzuimboete opgelegd van € 1.134.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar gedeeltelijk toegewezen en heeft hij de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.335 en belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 21.210 en de verzuimboete verminderd tot € 794.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 112. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. Belanghebbende heeft bij faxberichten van 23 februari 2012, 8, 9, 12, 16, 22, 29 maart 2012, 4, 16 mei 2012, 19, 20, 21, 26 februari 2013 en 25 maart 2013 nadere stukken ingediend, waarvan afschriften aan de Inspecteur zijn gezonden c.q. ter zitting verstrekt.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 26 maart 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2.4. Belanghebbende heeft ter zitting een externe harde schijf in ontvangst genomen die hem toebehoort. Deze heeft belanghebbende tijdens de procedure voor de rechtbank ongevraagd ingediend, althans deze heeft hij naar verluidt aan een medewerker van de Centrale Balie van het Paleis van Justitie overhandigd. De rechtbank heeft belanghebbende meermalen gesommeerd deze harde schijf terug te nemen, opdat hij deze bij de Centrale Balie vermocht te komen ophalen. Belanghebbende heeft dit geweigerd. De harde schijf is vervolgens tijdens de zitting van 26 maart 2013 in hoger beroep aan belanghebbende overhandigd.
2.5. Belanghebbende heeft na de zitting een wrakingverzoek ingediend. Dit verzoek is afgewezen. Tevens heeft belanghebbende na de sluiting van het onderzoek ter zitting nog stukken ingezonden. Het Hof heeft, gelet op de inhoud van die stukken, geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.