Gerechtshof Den Haag, 24-07-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3269, BK-11-00491 tot en met BK-11-00494
Gerechtshof Den Haag, 24-07-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3269, BK-11-00491 tot en met BK-11-00494
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 24 juli 2013
- Datum publicatie
- 9 september 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2013:3269
- Zaaknummer
- BK-11-00491 tot en met BK-11-00494
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Navordering. Privégebruik auto van de zaak. Schending gelijkheidsbeginsel. De navorderingsaanslagen kunnen niet in stand blijven.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-11/00491 tot en met BK-11/00494
Uitspraak d.d. 24 juli 2013
in het geding tussen:
[X] te [Z],belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst/Haaglanden, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank
’s-Gravenhage van 30 juni 2011, nummers AWB 06/10172 IB/PVV, AWB 06/10173 IB/PVV, AWB 06/10177 IB/PVV en AWB 06/10178 IB/PVV betreffende de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen.
Aanslagen, boetebeschikkingen, beschikkingen heffingsrente, bezwaren en geding in eerste aanleg
2000
1.1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2000 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 74.563 (f 164.316), alsmede bij beschikking een boete van € 3.866 (f 8.520). Voorts is bij beschikking € 1.375 (f 3.031) aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 17 oktober 2006 de navorderingsaanslag, de boetebeschikking en beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 30 oktober 2006, ontvangen door de Inspecteur op 31 oktober 2006 en op 13 december 2006 doorgezonden aan de rechtbank, beroep ingesteld.
2001
1.4. De Inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2001 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.962 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.415, alsmede bij beschikking een boete van € 6.444. Voorts is bij beschikking € 899 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.5. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 17 oktober 2006 de navorderingsaanslag, de boetebeschikking en beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.6. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 30 oktober 2006, ontvangen door de Inspecteur op 31 oktober 2006 en op 13 december 2006 doorgezonden aan de rechtbank, beroep ingesteld.
2002
1.7. De Inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2002 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.598, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 100.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.239, alsmede bij beschikking een boete van € 6.444. Voorts is bij beschikking € 678 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.8. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 17 oktober 2006 de navorderingsaanslag, de boetebeschikking en beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.9. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 30 oktober 2006, ontvangen door de Inspecteur op 31 oktober 2006 en op 13 december 2006 doorgezonden aan de rechtbank, beroep ingesteld.
2003
1.10. De Inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2003 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 78.788 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.159, alsmede bij beschikking een boete van € 6.444. Voorts is bij beschikking € 497 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.11. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 17 oktober 2006 de navorderingsaanslag, de boetebeschikking en beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.12. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 30 oktober 2006, ontvangen door de Inspecteur op 31 oktober 2006 en op 13 december 2006 doorgezonden aan de rechtbank, beroep ingesteld.
Alle jaren
1.13. De rechtbank heeft bij de bestreden uitspraken het volgende beslist, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiser en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid:
”- verklaart de beroepen met betrekking tot de navorderingsaanslagen ongegrond;
- verklaart de beroepen met betrekking tot de boetebeschikkingen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen;
- vernietigt de boetebeschikkingen;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.449; en
- gelast dat de verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 38 aan hem vergoedt.”
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Van belanghebbende is voor de behandeling van de zaken in hoger beroep een griffierecht geheven van € 112. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 9 januari 2013, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
2.3. Het Hof heeft naar aanleiding van het ter zitting verhandelde het vooronderzoek heropend.
2.4. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
2.5. Bij brief van 18 januari 2013 heeft het Hof de Inspecteur verzocht vóór 15 februari 2013 nadere stukken te overleggen. Bij brief van 19 februari 2013 heeft het Hof de Inspecteur een herinnering gestuurd en verzocht de gevraagde inlichtingen en/of stukken voor 5 maart 2013 te verstrekken.
2.6. Bij brief van 4 maart 2013 heeft de Inspecteur inlichtingen en stukken verstrekt. Deze stukken zijn vervolgens bij brief van 8 maart 2013 aan belanghebbende verstrekt met de gelegenheid hierop te reageren uiterlijk op 22 maart 2013. Belanghebbende heeft gereageerd bij brief van 22 maart 2013, welke reactie aan de Inspecteur is gezonden.
2.7. Het Hof heeft de Inspecteur bij brief van 27 maart 2013 bericht dat niet alle gevraagde informatie is verstrekt en in dat kader nadere vragen gesteld. Bij brief van 3 mei 2013 heeft het Hof de Inspecteur een laatste gelegenheid gegeven de gevraagde inlichtingen te verstrekken en een uiterste termijn gegeven tot 15 mei 2013. De Inspecteur heeft hierop niet binnen de gestelde termijn gereageerd. Bij brief van 29 mei 2013 heeft de Inspecteur bericht dat hij geen nadere informatie zal verstrekken dan hij tot dat moment heeft gedaan. Een afschrift hiervan is gezonden aan belanghebbende. Deze heeft gereageerd bij brief van 12 juni 2013.
2.8. Bij brieven van 18 juni 2013 heeft het Hof partijen gevraagd om binnen een week het Hof te berichten of prijs wordt gesteld op een nadere mondelinge behandeling. Beide partijen hebben vervolgens het Hof schriftelijk bericht af te zien van een nadere mondelinge behandeling.
2.9. Het Hof heeft vervolgens het vooronderzoek gesloten.