Home

Gerechtshof Den Haag, 08-10-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4141, BK-12-00424 en 12-00425

Gerechtshof Den Haag, 08-10-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4141, BK-12-00424 en 12-00425

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
8 oktober 2013
Datum publicatie
13 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2013:4141
Formele relaties
Zaaknummer
BK-12-00424 en 12-00425

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Belanghebbende heeft bij het doen van zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2006 en 2007 niet de vereiste aangifte gedaan door zijn werkzaamheden in de hennepstekkerij opzettelijk te verzwijgen. Ter zake van deze hennepstekkerij en de daaruit verkregen inkomsten heeft belanghebbende de inspecteur aldus opzettelijk de juiste inlichtingen onthouden. Na alsnog kennis te hebben genomen van de door de politie opgestelde processen-verbaal heeft de inspecteur de eerste navorderingsaanslagen opgelegd. Door bij het opleggen van deze navorderingsaanslagen niet met de vereiste zorgvuldigheid kennis te nemen van de inhoud van de van de opsporingsautoriteiten afkomstige bescheiden heeft de inspecteur weliswaar onzorgvuldig gehandeld, maar deze onzorgvuldigheid staat niet een herstel door middel van de tweede navorderingsaanslagen in de weg, gezien belanghebbendes kwade trouw. Door bij het bepalen van de belastbare resultaten uit de hennepstekkerij uit te gaan van de gegevens die belanghebbende zelf heeft verstrekt aan de opsporingsautoriteiten heeft de inspecteur de belastbare inkomens uit werk en woning niet naar willekeur vastgesteld, maar gebaseerd op een redelijke schatting. Met al hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd heeft hij niet overtuigend aangetoond dat en in hoeverre de tweede navorderingsaanslagen onjuist zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-12/00424 en 12/00425

Uitspraak d.d. 8 oktober 2013

in het geding tussen:

[X], wonende te [Z], belanghebbende,

en

de directeur van de Belastingdienst/Haaglanden, de Inspecteur,

op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 maart 2012, nummers AWB 11/9419, 11/9420, 12/1062 en 12/1063, betreffende na te vermelden aanslagen en beschikkingen.

Navorderingsaanslagen, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2006 en 2007 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd en zijn bij afzonderlijke beschikkingen vergrijpboeten opgelegd en is heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.1. Met dagtekening 19 februari 2011 een navorderingsaanslag voor het jaar 2006 (hierna: eerste navorderingsaanslag 2006) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.445 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 562. Voorts is een vergrijpboete opgelegd van € 10.672 en is heffingsrente in rekening gebracht van € 4.214.

1.1.2. Met dagtekening 19 februari 2011 een navorderingsaanslag voor het jaar 2007 (hierna: eerste navorderingsaanslag 2007) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 49.399 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 711. Voorts is een vergrijpboete opgelegd van € 6.134 en is heffingsrente in rekening gebracht van € 1.907.

1.1.3. Met dagtekening 17 december 2011 een tweede navorderingsaanslag voor het jaar 2006 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 132.917 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 562. Voorts is een vergrijpboete opgelegd van € 9.581 en is heffingsrente in rekening gebracht van € 7.082.

1.1.4. Met dagtekening 17 december 2011 een tweede navorderingsaanslag voor het jaar 2007 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.207 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 711. Voorts is een vergrijpboete opgelegd van € 2.536 en is heffingsrente in rekening gebracht van € 1.960.

1.2. Bij uitspraak op bezwaar van 24 november 2011 heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de eerste navorderingsaanslag en de beschikkingen voor het jaar 2006 gedeeltelijk toegewezen en heeft hij de vergrijpboete verminderd tot € 4.895 en de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3. Bij uitspraak op bezwaar van 23 november 2011 heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de eerste navorderingsaanslag en de beschikkingen voor het jaar 2007 gedeeltelijk toegewezen en heeft hij de vergrijpboete verminderd tot € 3.780 en de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar als bedoeld onder 1.2 en 1.3 beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5. Belanghebbende heeft met toepassing van artikel 7:1a, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) rechtstreeks beroep ingesteld tegen de onder 1.1.3 en 1.1.4 bedoelde tweede navorderingsaanslagen 2006 en 2007 en de daarbij genomen beschikkingen. De rechtbank heeft deze beroepen gegrond verklaard, de tweede navorderingsaanslagen en de gelijktijdig met deze aanslagen genomen boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van € 874 en vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 gelast.

Loop van het geding in hoger beroep

Vaststaande feiten

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Conclusies van partijen

Oordeel van de rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing