Home

Gerechtshof Den Haag, 09-09-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4638, BK 13-00268

Gerechtshof Den Haag, 09-09-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4638, BK 13-00268

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
9 september 2013
Datum publicatie
10 februari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2013:4638
Zaaknummer
BK 13-00268

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Park-line parkeren. Aannemelijk is dat geen sprake is geweest van handelingen, gericht op het betalen van de belasting, die meteen na het parkeren zijn aangevangen en ten tijde van de controle zonder onderbreking hadden plaatsgevonden. Naheffingsaanslag terecht opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

enkelvoudige kamer

nummer BK-13/00268

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak d.d. 9 september 2013

[X] te [Z], belanghebbende,

en

de directeur der Gemeentebelastingen van Den Haag, de Inspecteur,

inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 januari 2013, nummer AWB 12/9353, betreffende de op 5 juli 2012 aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Den Haag.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 26 augustus 2013, gehouden te Den Haag. De Inspecteur is verschenen. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen.

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, aan hem verzonden op 10 juli 2013 op het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd op de zitting te verschijnen. Blijkens op 3 september 2013 door de griffier geraadpleegde informatie van PostNL, die in het dossier is gevoegd, is de vorenbedoelde brief op 11 juli 2013 om 10.23 uur op het voormelde adres aan de geadresseerde uitgereikt.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Gronden

1.

Aan degene die een auto parkeert op een plaats waar voor het parkeren belasting moet worden betaald, moet gelegenheid worden gegund de parkeerbelasting te voldoen. De handelingen die nodig zijn om te betalen, moeten meteen na het ontstaan van de belastingplicht (het parkeren) aanvangen en zonder onderbreking plaatsvinden.

2.

De auto van belanghebbende stond op 5 juli 2012 geparkeerd op de [a-straat] bij nummer [1], alwaar belanghebbende een kantoor heeft. Een parkeercontroleur heeft gecontroleerd of de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.

3.

In het algemeen geldt dat de parkeercontroleur eerst controleert of de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan. Constateert hij dat zulks niet het geval is, dan overtuigt hij zich ervan dat de belastingplichtige niet bezig is met handelingen die zonder onderbreking zijn gericht op het betalen van parkeerbelasting, waarna hij kan overgaan tot het opleggen van een naheffingsaanslag.

4.

In het onderhavige geval heeft de parkeercontroleur met een collega bij de controle van het voertuig geconstateerd dat geen parkeerkaartje in de auto aanwezig was, maar wel een zogenoemde transponder waarmee het betalen via Parkline B.V. kan plaatsvinden. Hiertoe moet de belastingplichtige met een mobiele telefoon, die bekend is bij Parkline, het parkeren aanmelden. Hierbij wordt het nummer van de parkeerzone doorgegeven. Bij het einde van het parkeren kan de belastingplichtige het parkeren weer afmelden. Vervolgens wordt de tijd gedurende welke hij heeft geparkeerd achteraf afgerekend.

5.

De parkeercontroleur heeft met zijn handterminal geconstateerd dat de transponder in de auto van belanghebbende niet was aangemeld bij Parkline als “betaald geparkeerd” in de onderhavige zone. Hij heeft, naar de Inspecteur geloofwaardig heeft gesteld, ook geen activiteiten in de omgeving van de auto en de parkeerautomaat (ongeveer 60 meter verderop) waargenomen die te maken zouden kunnen hebben met betaling van de te dezen verschuldigde parkeerbelasting.

6.

Vervolgens heeft de parkeercontroleur om 21:21 uur de naheffingsaanslag opgelegd en het desbetreffende biljet onder de ruitenwisser geplaatst. Terwijl hij hiermee bezig was, zag hij dat een persoon die in het pand [a-straat 1] voor een raam stond, bezig was met telefoneren. Daarna heeft de parkeercontroleur geconstateerd dat het parkeren om 21:22:30 uur was aangemeld bij Parkline.

7.

Volgens belanghebbende was hij ten tijde van de controle naar een parkeerautomaat 200 meter verderop gelopen om te kunnen lezen wat het nummer is van de parkeerzone, opdat hij dit nummer bij het bellen naar Parkline zou kunnen doorgeven.

8.

Het Hof hecht geloof aan het relaas van de parkeercontroleur en de stelling van de Inspecteur dat de parkeercontroleurs geen activiteiten hebben waargenomen die te maken zouden kunnen hebben met betaling van de te dezen verschuldigde parkeerbelasting. Aannemelijk is derhalve dat geen sprake is geweest van handelingen, gericht op het betalen van de belasting, die meteen na het parkeren zijn aangevangen en ten tijde van de controle zonder onderbreking hadden plaatsgevonden.

9.

De Inspecteur heeft geen beleid waarin is geregeld dat de belastingplichtige vanaf het parkeren altijd ten minste een bepaald aantal minuten tijd wordt gegund de belasting te voldoen. Op zodanig beleid kan belanghebbende zich dan ook niet beroepen. Het standpunt van belanghebbende dat de Inspecteur zodanig beleid had moeten vaststellen, gaat ook niet op.

10.

Een en ander betekent dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat het hoger beroep moet worden verworpen.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 9 september 2013 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1.

Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2.

Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- - de naam en het adres van de indiener;

- - de dagtekening;

- - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten