Gerechtshof Den Haag, 12-02-2013, BZ1406, AWB 13/00160
Gerechtshof Den Haag, 12-02-2013, BZ1406, AWB 13/00160
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 12 februari 2013
- Datum publicatie
- 18 februari 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ1406
- Zaaknummer
- AWB 13/00160
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek afgewezen.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
nummer :AWB 13/00160
nummer hoofdzaak :BK-12/00289
Beslissing van de wrakingskamer van 12 februari 2013
op het schriftelijke verzoek van [X], hierna: verzoeker, strekkende tot wraking van de voorzitter en leden van de meervoudige belastingkamer van het Hof, in na te melden procedure.
De procedure
1.1. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 9 februari 2012, nr. AWB 111/6135, betreffende de aan hem
voor het jaar 2007 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen. Het hoger beroep is in behandeling bij de meervoudige belastingkamer van het Hof onder kenmerknummer BK-12/00289.
1.2. Bij faxbericht van 25 januari 2013, ingekomen op 28 januari 2013, heeft verzoeker
een verzoek tot wraking ingediend van de voorzitter en leden van de meervoudige
belastingkamer van het Hof, bestaande uit mrs. H.A.J. Kroon, P.J.J. Vonk en J.J.J. Engel.
1.3. De voorzitter en de leden van de meervoudige belastingkamer hebben te kennen
gegeven niet in de wraking te berusten.
1.4. De wrakingskamer heeft het verzoek op 6 februari 2013 ter openbare zitting behandeld. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt.
1.5. Volgens het verzoekschrift en het ter zitting verhandelde zijn voornoemde raadsheren - zakelijk weergegeven - om de volgende reden gewraakt. De zaak van mevrouw [Y], die veel potentiële raakvlakken heeft met de zaak van verzoeker, betreffende eveneens de voor het jaar 2007 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, wordt door dezelfde, voornoemde raadsheren behandeld, waarbij beide zaken direct achter elkaar zijn ingeroosterd. In de procedure van mevrouw [Y] is dezelfde problematiek aan de orde, namelijk waar zij wonen, of zij fiscale partners van elkaar zijn en of zij beiden inkomsten uit aanmerkelijk belang hebben genoten ter zake van dezelfde vennootschap. Het Hof heeft door zijn voornemen voornoemde zaak buiten afwezigheid van verzoeker te behandelen het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. De Inspecteur heeft verder niet aan zijn plicht voldaan alle op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding te brengen, waarop het Hof tijdens het vooronderzoek had moeten toezien. Het Hof had om die reden de zaak voorshands moeten terugwijzen naar de rechtbank. Gelet op het een en ander in onderlinge samenhang bezien hebben genoemde raadsheren volgens verzoeker de schijn van partijdigheid gewekt bij de behandeling van zijn zaak.
Beoordeling van het wrakingsverzoek
2.1. Op grond van het bepaalde in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 27j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan elk van de raadsheren die het in 1.1 genoemde hoger beroep behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2. Verzoeker heeft in zijn brief van 15 januari 2013 verzocht de mondelinge behandeling van de zaak van verzoeker op de zitting van 29 januari 2013 geen doorgang te laten vinden en de zaak - op voorhand reeds - terug te wijzen naar de rechtbank. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen en bepaald dat de zaak doorgang zal vinden. Deze naar het oordeel van de wrakingskamer (voorlopige) procedurele beslissing kan slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek, indien uit die beslissing blijkt van een vooringenomenheid van de raadsheren die deze beslissingen hebben genomen. Hetgeen verzoeker in dit verband heeft aangevoerd, levert geen grond op die tot dat oordeel leidt. De beslissing van het Hof om de zaak op zitting te laten komen behelst geen definitieve standpuntbepaling. Op de zitting zal de Inspecteur immers nog moeten worden gehoord naar aanleiding van het standpunt van verzoeker dat hij niet aan zijn plicht heeft voldaan alle op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding te brengen. Het Hof zal eerst na de sluiting van het onderzoek ter zitting van de hoofdzaak over deze kwestie kunnen oordelen. De stelling van verzoeker dat het Hof de zaak ten onrechte niet heeft teruggewezen naar de rechtbank, is dan ook prematuur. De wrakingskamer voegt hier voorts aan toe dat de vraag of een procesbeslissing rechtens al of niet juist moet worden geacht, zich in beginsel niet leent voor een oordeel door de wrakingskamer - behoudens bijzondere omstandigheden die niet zijn gesteld of gebleken - en slechts in de hoofdzaak voor een ander, rechterlijk college kan worden bestreden.
2.3. De overige door verzoeker in zijn wrakingsverzoek aangevoerde omstandigheden, namelijk dat de gewraakte raadsheren tevens de zaak van mevrouw [Y] zullen behandelen en dat verzoeker daarbij niet aanwezig kan zijn, brengen, ook in onderlinge samenhang bezien met het voorgaande, niet met zich mee dat - objectief bezien - de vrees gerechtvaardigd is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, ook al is de zaak van mevrouw [Y] vrijwel identiek aan de hoofdzaak van verzoeker met dien verstande dat sprake is van tegengestelde belangen. Juist in geval van samenhangende zaken is het om meerdere redenen wenselijk dat deze door dezelfde raadsheren worden behandeld, hetgeen dan ook een gebruikelijke gang van zaken is.
2.4. Gelet op het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan verzoeker, de Inspecteur en de genoemde voorzitter en leden van de meervoudige belastingkamer.
De beslissing is gegeven door mrs. B. van Walderveen, Tj.E. van der Spoel en C.G.M. van Rijnberk, in tegenwoordigheid van de griffier drs. F. van Veen. De beslissing is op 12 februari 2013 in het openbaar uitgesproken.