Home

Gerechtshof Den Haag, 16-07-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2482, BK-13-00192 tm BK-13-00196_herstel

Gerechtshof Den Haag, 16-07-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2482, BK-13-00192 tm BK-13-00196_herstel

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
16 juli 2014
Datum publicatie
18 augustus 2014
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2014:2482
Zaaknummer
BK-13-00192 tm BK-13-00196_herstel

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. In principaal hoger beroep is in geschil of de inspecteur in het kader van de vaststelling van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2002 bij belanghebbende het vertrouwen heeft gewekt dat voor de op de terbeschikkingstellingbalans te activeren beginwaarde van het bedrijfscomplex aan de a-straat 1 een bedrag van € 2.268.901 (ƒ 5.000.000) toegestaan was. In incidenteel hoger beroep is in geschil (i) of aan de minnelijke taxatie van a-straat 1 geen waarde kan worden toegekend, (ii) of art. I, onderdeel M, eerste lid, Invoeringswet Wet IB 2001 met zich brengt dat belanghebbende bij de waardering van de door hem aan B BV ter beschikking gestelde onroerende zaken op zijn openingsbalans voor de toepassing van de terbeschikkingstellingsregeling rekening moest houden met de op dat moment niet meer marktconforme vergoeding voor de terbeschikkingstelling, en (iii) of de waardecorrectie van jaar tot jaar moet vrijvallen over de resterende looptijd van de terbeschikkingstelling en of die vrijval bij belanghebbende belast moet worden als resultaat uit een werkzaamheid.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-13/00192 tot en met BK-13/00196

Herstel van de uitspraak van 21 mei 2014

in het geding tussen:

[X] te [Z], hierna: belanghebbende,

en

de directeur van de Belastingdienst, kantoor [P], hierna: de Inspecteur,

op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 december 2012 met kenmerknummers AWB 11/3448, AWB 11/3449, AWB 11/3450, AWB 11/3451 en AWB 11/3452, betreffende de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen.

Navorderingsaanslagen, aanslagen, beschikkingen, bezwaar en beroep

1.1. Belanghebbende zijn voor de jaren 2002, 2003 en 2004 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 226.266, € 234.291 en € 241.498, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van respectievelijk € 4.004, € 4.145 en € 4.232, en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van respectievelijk € 52.407, € 50.015 en € 55.420.

1.2. Belanghebbende zijn voor de jaren 2005 en 2006 aanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 400.500 en € 254.739, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van respectievelijk € 4.519 en € 29.591, en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van respectievelijk € 54.351 en € 61.425.

1.3. Voorts is belanghebbende over de jaren 2002 tot en met 2006 bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van respectievelijk € 18.046, € 17.503, € 16.075, € 25.793 en € 12.837.

1.3. Bij uitspraken op bezwaar van 8 maart 2011 zijn de navorderingsaanslagen en de aanslag IB/PVV 2006 alsmede de bijbehorende beschikkingen heffingsrente gehandhaafd. Bij uitspraak op bezwaar van 8 maart 2011 is de aanslag IB/PVV 2005 in zoverre verminderd dat het belastbaar inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 375.734.

1.4. De rechtbank heeft het tegen deze uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslagen en de aanslagen verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 221.768, € 176.454, € 178.231, € 214.610 en € 189.830, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van respectievelijk € 8.058, € 1.371, € 6.940, € 8.034 en € 30.038 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 52.407, € 50.015, € 55.419, € 54.351 en € 61.425, de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.620, te betalen aan belanghebbende en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht ten bedrage van € 41 aan belanghebbende te vergoeden.

Geding in hoger beroep

Vaststaande feiten

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Conclusies van partijen

Oordeel van de rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing