Home

Gerechtshof Den Haag, 24-09-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:3448, BK-13-01388

Gerechtshof Den Haag, 24-09-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:3448, BK-13-01388

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
24 september 2014
Datum publicatie
29 oktober 2014
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2014:3448
Formele relaties
Zaaknummer
BK-13-01388

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. In geschil is of de heffingsambtenaar ten onrechte heeft nagelaten belanghebbende te horen alvorens de beschikking te geven, of de heffingsambtenaar ten onrechte heeft nagelaten belanghebbende te horen alvorens uitspraak op het bezwaar van belanghebbende te doen, of de beschikking moet worden vernietigd omdat zij niet tijdig is gegeven, of de artikelen 8:42, lid 1, 8:55 en 8:66 Awb zijn geschonden, of de heffingsambtenaar de waarde van de woning op de waardepeildatum te hoog heeft vastgesteld en of de rechtbank de juiste beslissing op belanghebbendes verzoek om toekenning van een vergoeding van door haar geleden immateriële schade heeft genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-13/01388

Uitspraak d.d. 24 september 2014

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Leiderdorp, de heffingsambtenaar,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 september 2013, nummer SGR 11/4482, betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.

Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.

Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) is de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning), vastgesteld op € 361.000 per 1 januari 2008 (hierna: de waardepeildatum). Deze beschikking geldt voor het kalenderjaar 2009.

1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009, wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning, een aanslag opgelegd in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Leiderdorp naar een heffingsmaatstaf van € 361.000.

1.3.

Het aanslagbiljet waaruit van de beschikking en aanslag blijkt, is gedagtekend 31 december 2010.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de beschikking en de aanslag bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het onderzoek heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over immateriële schadevergoeding.

Loop van het geding in hoger beroep

Vaststaande feiten

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Conclusies van partijen

Oordeel van de rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten/ integrale schadevergoeding

Beslissing