Gerechtshof Den Haag, 29-07-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2119, BK-14_00768
Gerechtshof Den Haag, 29-07-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2119, BK-14_00768
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 29 juli 2015
- Datum publicatie
- 31 juli 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2015:2119
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2010:BM8557, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:442, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- BK-14_00768
Inhoudsindicatie
Partijen houdt na verwijzing verdeeld de vraag of de wetswijziging, hoewel deze op het niveau van de wetgeving niet heeft geleid tot een schending van artikel 1 Eerste Protocol EVRM, niettemin heeft geleid tot een individuele en buitensporige last in het geval van belanghebbende. Voor het geval voormelde vraag bevestigend moet worden beantwoord is in geschil of belanghebbende recht heeft op schadeloosstelling en zo ja tot welk bedrag.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-14/00768
Uitspraak d.d. 29 juli 2015
in het geding tussen:
[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem (de Rechtbank) van 17 juni 2010, nummer AWB 09/5996 betreffende de onder 1.1. vermelde afdracht op aangifte.
Afdracht op aangifte, bezwaar, geding in eerste aanleg, hoger beroep en cassatie
Belanghebbende heeft bij met dagtekening 28 augustus 2008 ingediende aangifte voor het tijdvak juli 2008 een bedrag van € 72.723 aan kansspelbelasting voldaan.
Met dagtekening 28 augustus 2008 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1 genoemde voldoening op aangifte. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 augustus 2009 het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 juni 2010 heeft de Rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam. Het Hof heeft in zijn uitspraak van 19 juli 2012, nr. 10/00475, ECLI:NL:GHAMS:2012:BX1893, de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, het bezwaar tegen de op aangifte voldane kansspelbelasting ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.541 en gelast dat hij het door belanghebbende in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 297 + € 448, in totaal € 745 aan haar vergoedt; en het onderzoek heropend met betrekking tot de aan belanghebbende te vergoeden schade.
Beide partijen hebben tegen de uitspraak van Hof Amsterdam beroep in cassatie ingesteld. In zijn arrest van 27 juni 2014, nr. 12/04122, ECLI:NL:HR:2014:1523, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond verklaard, het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof Amsterdam vernietigd en het geding naar het Gerechtshof Den Haag verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van zijn arrest.