Gerechtshof Den Haag, 28-10-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2996, BK-14/01399
Gerechtshof Den Haag, 28-10-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2996, BK-14/01399
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 28 oktober 2015
- Datum publicatie
- 3 november 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2015:2996
- Formele relaties
- Eerste aanleg:, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1918
- Zaaknummer
- BK-14/01399
Inhoudsindicatie
In geschil is of bij de bepaling van de waarde van de onroerende zaak de waarderingsuitzondering van artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel g, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ (hierna: URUOW) en artikel 220d, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Gemeentewet (hierna: de waarderingsuitzondering) dient te worden toegepast.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-14/01399
Uitspraak d.d. 28 oktober 2015
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Y] , de heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2014, nummer ROT 13/3347 betreffende de onder 1.1 vermelde beschikking en aanslag.