Gerechtshof Den Haag, 09-12-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3812, BK-15/01060
Gerechtshof Den Haag, 09-12-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3812, BK-15/01060
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 9 december 2015
- Datum publicatie
- 19 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2015:3812
- Zaaknummer
- BK-15/01060
Inhoudsindicatie
Uit de brief van 21 oktober 2015 blijken geen gronden voor wraking, noch blijkt uit deze brief op welke raadsheren het wrakingsverzoek betrekking heeft. Ook uit de overige tot het hof gerichte, althans als zodanig op te vatten correspondentie kan niet van gronden voor wraking blijken, noch volgt daaruit tegen welk lid of welke leden van het gerechtshof het wrakingsverzoek zich richt. Het wrakingsverzoek kan dan ook niet als zodanig worden aangemerkt of opgevat, ook niet na hetgeen verzoeker verder nog ter voorbereiding van en ter toelichting tijdens de zitting heeft aangevoerd.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer : BK-15/01060Rolnummer hoofdzaak : BK-15/00338
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 25 november 2015
inzake het schriftelijk verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de hoofdzaak met genoemd rolnummer van:
[X] ,
wonende te [Z] ,verzoeker,
Het geding
-
Verzoeker heeft in een bestuursrechtelijke procedure (belasting) hoger beroep ingesteld in de zaak onder genoemd rolnummer. Het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 april 2015, nr. SGR 14/9123, betreffende de aan verzoeker voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
-
Bij brief van 19 oktober 2015 is verzoeker uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep door de meervoudige belastingkamer van het gerechtshof op 16 december 2015. Deze brief vermeldt dat de namen van de behandelend raadsheren een week voor de zitting telefonisch zijn op te vragen.
3. Bij brieven, ingekomen op 22 en 26 oktober 2015, heeft verzoeker in het hoger beroep nadere stukken ingediend, welke onder meer als volgt luiden:
"WRAKKING ik weiger op de zitting van 16 december 2015 te komem"
(brief van 21 oktober 2015, ingekomen op 22 oktober 2015);
en
"ik weiger naar de zitting van 16december2015 te komem als belasting inspectuer dit niet recht zet wraaking"
(brief van 24 oktober 2015, ingekomen op 26 oktober 2015)
4. Het dossier is vervolgens in handen gesteld van de wrakingskamer.
5. Bij brief van 4 november 2015 is verzoeker verzocht de wrakingskamer per omgaande te berichten of hij een wrakingsverzoek wenst in te dienen, en zo ja, te laten weten tegen wie het wrakingsverzoek is gericht en wat de gronden zijn.
6. De wrakingskamer heeft de mondelinge behandeling van het verzoek bepaald op 25 november 2015. Verzoeker is van de behandeling op deze datum op de hoogte gebracht.
7. Voorafgaand aan de zitting heeft verzoeker - kennelijk in aanvulling op de hiervoor onder 3 vermelde brieven - drie brieven aan het hof doen toekomen (brieven met dagtekening 6 oktober 2015, 28 oktober 2015 en 2 november 2015). Voorts heeft de griffier diverse e-mailberichten ontvangen van verzoeker.
8. De wrakingskamer heeft het verzoek op 25 november 2015 ter gesloten zitting van de wrakingskamer behandeld, waarbij verzoeker is verschenen en gehoord.