Home

Gerechtshof Den Haag, 07-01-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:81, BK-14_01487 en BK-14_01496

Gerechtshof Den Haag, 07-01-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:81, BK-14_01487 en BK-14_01496

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
7 januari 2015
Datum publicatie
29 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2015:81
Zaaknummer
BK-14_01487 en BK-14_01496

Inhoudsindicatie

Verzoekster dient met ingang van 1 januari 2014 als ERD ZW te worden aangemerkt. Verzoekster heeft tijdig de vereiste aanvraag ERD ZW gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

Voorzieningenrechter

Nummers BK-14/01487 en BK-14/01496

Uitspraak van 7 januari 2015

ingevolge artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen:

Stichting [X], thans opgenomen in de Stichting [A], te [Z], verzoekster,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Venlo, de Inspecteur,

op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker en op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 oktober 2014, nummer AWB 14/9165 WFSV betreffende na te melden beschikking.

Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.

De Inspecteur heeft bij beschikking van 19 december 2013 de aanvraag van verzoekster als bedoeld in artikel 40, lid 1, aanhef en onderdeel a van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wsfv) om als werkgever met ingang van 1 januari 2014 te worden aangemerkt als eigen risicodrager voor de Ziektewet (hierna: aanvraag ERD ZW) afgewezen. Verzoekster heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt op 27 januari 2014 en op 15 september 2014 de rechtbank Rotterdam verzocht een voorlopige voorziening te treffen waarbij de werking van de beschikking opgeschort wordt totdat in de bodemprocedure is beslist. De griffier van de rechtbank Rotterdam heeft het verzoek op de voet van artikel 8:7 van de Awb ter behandeling doorgezonden naar de rechtbank op 17 september 2014.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 september 2014 de bezwaren van verzoekster ongegrond verklaard.

1.3.

Verzoekster heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.

Verzoekster is op 21 oktober 2014 van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof en heeft daarbij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Van verzoekster is in verband met het hoger beroep en het verzoek om voorlopige voorziening griffierecht van in totaal € 986 geheven. De Inspecteur heeft aangaande het hoger beroep en het verzoek om voorlopige voorziening een verweerschrift ingediend.

2.2.

Het verzoek en het hoger beroep zijn behandeld ter zitting van de voorzieningenrechter van het Hof van 26 november 2014, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt.

Karakter van de voorlopige voorziening

Vaststaande feiten

Omschrijving van het geschil in hoger beroep, het verzoek en standpunten

Conclusies van partijen

Oordeel van de rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep en het verzoek

Proceskosten en griffierecht

Beslissing