Home

Gerechtshof Den Haag, 08-04-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:972, BK-14_653 tm BK-14_685

Gerechtshof Den Haag, 08-04-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:972, BK-14_653 tm BK-14_685

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
8 april 2015
Datum publicatie
28 april 2015
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2015:972
Zaaknummer
BK-14_653 tm BK-14_685

Inhoudsindicatie

Belanghebbende verzoekt herziening van de uitspraak van dit Hof van 14 augustus 2013, voor zover dit Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 1995 en de navorderingsaanslag VB voor het jaar 1996 voldoende voortvarendheid heeft betracht. Dat oordeel is door de Hoge Raad in het arrest van 2 mei 2014, 13/4723 in rechtsoverweging 2.2.2 in stand gelaten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-14/00653 tot en met BK-14/00685

Uitspraak d.d. 8 april 2015

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,

op het verzoek van belanghebbende tot herziening van de uitspraken van het Hof ‘s-Gravenhage (thans: Hof Den Haag) van 14 augustus 2013, nrs. BK-11/00509 tot en met BK-11/00524 en BK-11/00591 tot en met BK-11/00606, betreffende de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen.

Navorderingsaanslagen, verhogingen, boetebeschikkingen, beschikkingen heffingsrente, bezwaar en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft op 31 december 2007 aan belanghebbende voor de jaren 1995 en 2002 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd en een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting (VB) voor het jaar 1996. De navorderingsaanslagen voor de jaren 1995 en 1996 zijn verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend. Gelijktijdig met de navorderingsaanslag voor het jaar 2002 is een vergrijpboete van 100 percent opgelegd. Tevens is bij gelijktijdig met de navorderingsaanslagen genomen beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende op 31 december 2008 voor de jaren 1996 tot en met 2000 en op 24 december 2008 voor de jaren 2001, 2003 en 2004 navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd. Tevens zijn op 30 december 2008 navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1997 tot en met 2000 opgelegd. De navorderingsaanslagen voor de jaren 1996 en 1997 zijn telkens verhoogd met 100 percent van de nagevorderde belasting, van welke verhogingen geen kwijtschelding is verleend. Bij gelijktijdig met de navorderingsaanslagen voor de jaren 1998 tot en met 2001, 2003 en 2004 genomen beschikkingen zijn vergrijpboetes van 100 percent van de nagevorderde belasting opgelegd. Voorts is bij gelijktijdig met alle navorderingsaanslagen genomen beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslagen, verhogingen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 31 augustus 2009 respectievelijk 4 december 2009 heeft de Inspecteur de onder 1.1 onderscheidenlijk 1.2 genoemde navorderingsaanslagen, verhogingen, vergrijpboete en heffingsrenten gehandhaafd.

1.4.

De rechtbank heeft bij uitspraken van 13 juli 2011, nummers AWB 09/7067 IB/PVV, AWB 09/7070 IB/PVV, AWB 09/7074 VB, AWB 10/246 IB/PVV, AWB 10/250 IB/PVV, AWB 10/251 IB/PVV, AWB 10/254 IB/PVV t/m AWB 10/256 IB/PVV, AWB 10/258 IB/PVV, AWB 10/260 IB/PVV, AWB 10/261 IB/PVV, AWB 10/266 VB, AWB 10/267 VB, AWB 10/269 VB en AWB 10/270 VB het volgende beslist, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid:

”De rechtbank:

- verklaart de beroepen, voor zover die zijn gericht tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen, de heffingsrentebeschikkingen en de boetebeschikkingen over de jaren 1996 tot en met 2001, gegrond;

- verklaart de beroepen, voor zover die zijn gericht tegen de navorderingsaanslagen vermogensbelasting, de heffingsrentebeschikkingen en de boetebeschikkingen over de jaren 1997 tot en met 2000, gegrond;

- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar, voor zover deze betrekking hebben op de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen, de heffingsrentebeschikkingen en de boetebeschikkingen over de jaren 1996 tot en met 2001;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar, voor zover deze betrekking hebben op de navorderingsaanslagen vermogensbelasting, de heffingsrentebeschikkingen en de boetebeschikkingen over de jaren 1997 tot en met 2000;

- vernietigt de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen en de heffingsrentebeschikkingen over de jaren 1996 tot en met 2001;

- vernietigt de navorderingsaanslagen vermogensbelasting en de heffingsrentebeschikkingen over de jaren 1997 tot en met 2000;

- vernietigt de in de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 1996 tot en met 2001 begrepen verhogingen en vergrijpboetes;

- vernietigt de in de navorderingsaanslagen vermogensbelasting over de jaren 1997 tot en met 2000 begrepen verhogingen en vergrijpboetes;

- vermindert de in de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 1995, 2002 tot en met 2005 en in de navorderingsaanslag vermogensbelasting over het jaar 1996 begrepen verhogingen en vergrijpboetes tot de bedragen zoals hiervoor in de kolom verhoging/boete na matiging in 4.40. zijn vermeld;

- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

- veroordeelt verweerder de kosten van het bezwaar en het beroep tot een bedrag van € 2.208 aan eiser te voldoen;

- gelast dat verweerder het door eiser in de zaken AWB 10/246 IB/PVV en AWB 10/266 VB betaalde griffierecht van in totaal € 82 aan hem vergoedt. ”

1.5.

Belanghebbende en de Inspecteur zijn van de uitspraken van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft – voor zover van belang – de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

1.6.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 2 mei 2014, nr. 13/04723, ECLI:NL:HR:2014:1032, op het beroep in cassatie van belanghebbende en van de Staatssecretaris van Financiën het volgende beslist:

“verklaart beide beroepen in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof wat betreft de verhogingen en boeten ter zake van de IB/PVV over de jaren 1995 en 2002 tot en met 2005 en de VB over het jaar 1996,

vernietigt de uitspraak van de Rechtbank in zoverre,

vernietigt de daarop betrekking hebbende uitspraken van de Inspecteur,

scheldt de verhogingen ter zake van de IB/PVV over het jaar 1995 en de VB over het jaar 1996 kwijt tot op 42,5 percent,

vermindert de boete ter zake van de IB/PVV over het jaar 2002 tot op 42,5 percent en de boeten ter zake van de IB/PVV over de jaren 2003 tot en met 2005 tot op 47,5 percent,

vernietigt de uitspraak van het Hof voor het overige uitsluitend wat betreft de navorderingsaanslagen in de IB/PVV over de jaren 1996 tot en met 2001 en die in de VB over de jaren 1997 tot en met 2000, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente,

vernietigt de uitspraak van de Rechtbank in zoverre,

verklaart het tegen de uitspraken van de Inspecteur ingestelde beroep ongegrond voor zover het betrekking heeft op die navorderingsaanslagen en beschikkingen inzake heffingsrente,

scheldt de verhogingen ter zake van de IB/PVV over de jaren 1996 en 1997 en VB over het jaar 1997 kwijt tot op 47,5 percent,

vermindert de boeten ter zake van de IB/PVV over de jaren 1998 tot en met 2001 en de VB over de jaren 1998 tot en met 2000 tot op 47,5 percent”

Loop van het geding met betrekking tot het verzoek om herziening

2.1.

Belanghebbende heeft op 3 juli 2014, ingekomen 4 juli 2014, bij het Hof een verzoek tot herziening van de uitspraken van het Hof ingediend. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 122. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend

2.2.

De mondelinge behandeling van de zaken die was vastgesteld op 25 februari 2015 te 11.00 uur te Den Haag heeft geen doorgang gevonden. Beide partijen hebben het Hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen en hebben niet om uitstel van de zitting verzocht, belanghebbende bij brief van 18 februari 2015 en de Inspecteur bij e-mailbericht van 19 februari 2015.

Omschrijving verzoek en standpunten van partijen

Conclusies van partijen

De uitspraak van het Hof van 14 augustus 2013

Beoordeling van het herzieningsverzoek

Proceskosten en griffierecht

Beslissing