Gerechtshof Den Haag, 04-03-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1009, BK-14/00392
Gerechtshof Den Haag, 04-03-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1009, BK-14/00392
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 4 maart 2016
- Datum publicatie
- 13 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2016:1009
- Zaaknummer
- BK-14/00392
Inhoudsindicatie
Partijen houdt alleen het antwoord op de vraag verdeeld of belanghebbende, de "combinatie" van de drie (rechts)personen, is aan te merken als één ondernemer ("ieder") in de zin van artikel 7, lid 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-14/00392
Uitspraak van 4 maart 2016
in het geding na verwijzing tussen:
[X] B.V., Maatschap [B] en Stichting [C] te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/ [Z], de Inspecteur,
op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland (Haarlem) van 4 oktober 2010, nr. AWB 09/4811.
Bezwaar en beroep
Aan belanghebbende is over het tijdvak van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting van € 393.466 opgelegd en is bij beschikking € 81.534 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bij gezamenlijke uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de beschikking gehandhaafd.
Tegen de uitspraak van de Inspecteur heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 297 is geheven.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag vernietigd en de Inspecteur gelast het griffierecht aan belanghebbende(n) te vergoeden.
Hoger beroep en beroep in cassatie
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam. Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij uitspraak 26 april 2012, nr. 10/00792, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Een griffierecht van € 466 is geheven.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 11 april 2014, nr. 12/02808, het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam vernietigd, het geding verwezen naar het Gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest, de Staat gelast het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden en de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 3.287,25 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Partijen hebben zich over het arrest van de Hoge Raad (verwijzingsarrest) uitgelaten, de Inspecteur bij brieven van 3 juni 2014 en 28 januari 2016 en belanghebbende bij brieven van 22 mei 2014 en 23 juli 2014.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 12 februari 2016 in Den Haag. Partijen zijn verschenen.