Gerechtshof Den Haag, 13-04-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1493, BK-15/01034
Gerechtshof Den Haag, 13-04-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1493, BK-15/01034
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 13 april 2016
- Datum publicatie
- 27 mei 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2016:1493
- Zaaknummer
- BK-15/01034
Inhoudsindicatie
In hoger beroep is in geschil of de Rechtbank de heffingsambtenaar tot het juiste bedrag heeft veroordeeld in de kosten die belanghebbenden in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-15/01034
Uitspraak d.d. 13 april 2016
in het geding tussen:
de erven [X] te [Z] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Leidschendam-Voorburg, de heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag
(hierna: de Rechtbank) van 22 september 2015, nummer SGR 15/1315, betreffende de onder 1.1 vermelde beschikking en aanslag.
Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking de waarde op 1 januari 2013 (hierna: de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [Y] te [Z] (hierna: de woning), voor het kalenderjaar 2014 vastgesteld op € 649.000 (hierna: de eerste beschikking). Met de eerste beschikking is in één aan belanghebbenden gericht geschrift, gedagtekend 31 januari 2014, bekendgemaakt en verenigd de voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Leidschendam-Voorburg (hierna: de aanslag).
Namens belanghebbenden heeft gemachtigde tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Ingevolge artikel 30, lid 2, van de Wet WOZ wordt dit bezwaar geacht mede te zijn gericht tegen de aanslag.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. In de brief, gedagtekend 13 januari 2015, waarin hij de uitspraak op bezwaar aan belanghebbenden bekend heeft gemaakt, heeft de heffingsambtenaar het bezwaar tevens aangemerkt als een aanvraag van een zogeheten ‘beschikking wijziging subject’ als bedoeld in artikel 26 van de Wet WOZ. Naar aanleiding daarvan heeft de heffingsambtenaar, eveneens met dagtekening 13 januari 2015, een aan de gemachtigde van belanghebbenden geadresseerde beschikking gegeven waarbij de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2014 is vastgesteld op
€ 209.000 (hierna: de tweede beschikking).
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Er is een griffierecht geheven van € 45.
Bij brief van 18 augustus 2015 heeft de heffingsambtenaar gemachtigde medegedeeld dat uit nader onderzoek is gebleken dat het bezwaar tegen de eerste beschikking ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. In deze brief doet de heffingsambtenaar het volgende voorstel:
“Gezien het feit dat het bezwaarschrift ontvankelijk is, wordt het bezwaarschrift gegrond verklaard waarbij de waarde wordt verlaagd van € 649.000 naar € 209.000. Dit betekent dat u tevens recht heeft op kostenvergoeding. (…)
Ten aanzien van het door u ingediende bezwaarschrift wordt aan u vergoed een kostenvergoeding ten bedrage van € 615,- conform het door u gedane verzoek (…) in de aanvulling op het bezwaarschrift (…).
Ten aanzien van het door u ingediende beroepschrift wordt aan u een kostenvergoeding toegekend van € 490,-. Tevens worden de door u betaalde griffierechten ad. € 45,- door mij vergoed”
Bij de brief van 18 augustus 2015 was een compromisvoorstel gevoegd dat voorzag in een vergoeding van in totaal € 1.150, zijnde de som van de zo-even vermelde bedragen van
€ 615, € 490 en € 45. Gemachtigde heeft het compromisvoorstel niet aanvaard.
De Rechtbank heeft bij de uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de beschikking gewijzigd aldus dat de vastgestelde waarde werd verminderd tot € 209.000, de aanslag dienovereenkomstig verminderd, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbenden tot een bedrag van € 1.595 en de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht van
€ 45 aan belanghebbenden te vergoeden.