Home

Gerechtshof Den Haag, 20-07-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2165, BK-15/01084

Gerechtshof Den Haag, 20-07-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2165, BK-15/01084

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
20 juli 2016
Datum publicatie
21 juli 2016
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2016:2165
Formele relaties
Zaaknummer
BK-15/01084

Inhoudsindicatie

In geschil is of de rechtbank terecht de termijnoverschrijding in bezwaar en beroep volledig heeft toegerekend aan de bezwaarfase en de heffingsambtenaar heeft veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade wegens lange duur van de procedure in bezwaar. Verder is in geschil of in het geval een gemachtigde optreedt op no cure no pay-basis zoals in dit geval een vergoeding kan worden toegekend voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-15/01084

uitspraak d.d. 20 juli 2016

in het geding tussen:

de Directeur Dienst Gemeentelijke Belastingen te [Z] , de heffingsambtenaar,

en

[X] te [Z] , belanghebbende,

inzake het hoger beroep van de heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 oktober 2015, nummer AWB 14/1175 WOZ, betreffende na te melden verzoek.

Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 18 januari 2013 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [Y] te [Z] , voor het kalenderjaar 2013 vastgesteld. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [Z] .

1.2.

Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar op 27 december 2013 de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Er is een griffierecht geheven van € 44. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding aan belanghebbende van een bedrag aan immateriële schade van € 1.000.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 25 mei 2016 te Den Haag. De heffingsambtenaar is verschenen.

Namens belanghebbende is niemand verschenen. Belanghebbende is bij brief, verzonden op 25 maart 2016, aan [A] t.a.v. dhr. [B] , op het adres [C] te [Z] uitgenodigd ter zitting te verschijnen. Blijkens op de website van Post NL ingewonnen informatie is de brief op 29 maart 2016 uitgereikt op eerder vermeld adres. Het Hof is van oordeel dat de verzending van de uitnodiging op regelmatige wijze is geschied en heeft geen reden gevonden de mondelinge behandeling aan te houden. De zaak is gezamenlijk behandeld met het hoger beroep van de heffingsambtenaar inzake BK-15/01205. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Geschil, standpunten en conclusies

Oordeel van de rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Beslissing