Home

Gerechtshof Den Haag, 15-01-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:236, BK-14/00599

Gerechtshof Den Haag, 15-01-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:236, BK-14/00599

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
15 januari 2016
Datum publicatie
5 februari 2016
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2016:236
Formele relaties
Zaaknummer
BK-14/00599

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in beroep.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-14/00599

in het geding tussen:

de vennootschap onder firma V.O.F. [X] te [Z] , belanghebbende,

en

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 mei 2014, nummer SGR 13/6526, betreffende de hierna genoemde beschikking.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2003 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 24.579. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur aan belanghebbende een boete opgelegd van € 2.586.

1.2.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende afgewezen.

1.3.

Het tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de rechtbank gegrond verklaard. De rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag en boete verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de naheffingsaanslag verder verminderd en de boetebeschikking vernietigd.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie bij arrest van 20 april 2012 ongegrond verklaard.

1.6.

Naar aanleiding van het onder 1.5 genoemde arrest van de Hoge Raad heeft de Inspecteur bij beschikking, gedagtekend 28 juni 2013, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 5.364.

1.7.

Belanghebbende heeft tegen de onder 1.6 genoemde beschikking beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.

Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 493. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 december 2015, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal gemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep komen vast te staan:

3.1.

In de onder 1.6 genoemde beschikking is, onder meer, vermeld:

“Uitspraak op bezwaarschrift

“Als het gaat om een uitspraak op bezwaarschrift

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing