Gerechtshof Den Haag, 21-09-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2753, BK-16/00049
Gerechtshof Den Haag, 21-09-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2753, BK-16/00049
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 21 september 2016
- Datum publicatie
- 24 oktober 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2016:2753
- Zaaknummer
- BK-16/00049
Inhoudsindicatie
In hoger beroep is in geschil of de Inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning terecht heeft verhoogd met (na vermindering in bezwaar) het onder 3.5 genoemde bedrag van € 40.693 alsmede of terecht een vergrijpboete is opgelegd.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-16/00049
Uitspraak d.d. 21 september 2016
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de Rechtbank) van 24 december 2015, nummer SGR 15/4343, betreffende de hierna onder 1.1 vermelde navorderingsaanslag en beschikkingen.
Navorderingsaanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg
Met dagtekening 11 maart 2011 heeft de Inspecteur aan belanghebbende voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag is bij beschikking het verlies uit werk en woning voor het jaar 2009 vastgesteld op € 11.146, waarvan € 8.182 ondernemingsverlies (hierna: de verliesvaststellingsbeschikking).
Met dagtekening 30 april 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.490. Gelijktijdig met het vaststellen van de navorderingsaanslag zijn drie beschikkingen gegeven, te weten een beschikking waarbij verliezen uit eerdere jaren tot een bedrag van € 18.892 met de navorderingsaanslag zijn verrekend (hierna: de verliesverrekeningsbeschikking), een beschikking waarbij een vergrijpboete van € 4.610 is opgelegd (hierna: de boetebeschikking) en een beschikking waarbij heffingsrente ten bedrage van € 2.432 in rekening is gebracht (hierna: de beschikking heffingsrente).
Bij beschikking van 9 maart 2015 heeft de Inspecteur de verliesvaststellingsbeschikking herzien. Daarbij is het verlies uit werk en woning voor het jaar 2009 nader vastgesteld op nihil.
Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslag en de gelijktijdig gegeven beschikkingen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij in één geschift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.655 alsmede de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gewijzigd waarbij de heffingsrente is verminderd tot € 2.365 en de vergrijpboete is verminderd tot € 29. De verliesverrekeningsbeschikking is bij de uitspraak op bezwaar niet gewijzigd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 45.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.