Gerechtshof Den Haag, 02-11-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3285, BK-16/00252
Gerechtshof Den Haag, 02-11-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3285, BK-16/00252
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 2 november 2016
- Datum publicatie
- 3 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2016:3285
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2016:5176, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-16/00252
Inhoudsindicatie
In geschil is of de in de uitspraak op bezwaar vastgestelde waarde van de onroerende zaak te hoog is. Kantoorpand, artikel 17, derde lid, van de Wet WOZ. Prijs die kort na de waardepeildatum voor het kantoorpand is betaald op een executieveiling is gelijk aan de WOZ-waarde.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-16/00252
Uitspraak d.d. 2 november 2016
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Y], de heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 april 2016, nummer SGR 15/7815, betreffende de onder 1.1 vermelde beschikking en aanslag.
Beschikking, aanslagen, bezwaar en geding in eerste aanleg
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2014 (hierna: de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [A] te [Y] (hierna: de onroerende zaak), voor het kalenderjaar 2015 vastgesteld op € 1.187.000 (hierna: de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen (hierna: de aanslagen) van de gemeente [Y] .
De heffingsambtenaar heeft het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de waarde van de onroerende zaak nader vastgesteld op € 1.094.000 met dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Er is een griffierecht geheven van € 45.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de proceskostenvergoeding in bezwaar, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.049,03 en de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.