Gerechtshof Den Haag, 16-11-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3424, BK-16/00043
Gerechtshof Den Haag, 16-11-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3424, BK-16/00043
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 16 november 2016
- Datum publicatie
- 18 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2016:3424
- Zaaknummer
- BK-16/00043
Inhoudsindicatie
Boete opgelegd aan zwartspaarder. Boete van per saldo 72% is passend en geboden (100% minus 10 percent wegens inkeer in beroepsfase en vervolgens daarna met 20% wegens overschrijding redelijke termijn). De stelling dat geen boete kan worden opgelegd omdat het forfaitaire stelsel ter bepaling van de grondslag sparen en beleggen neergelegd in art. 5.2. Wet IB 2001 in strijd is met art. 1 EP EVRM wordt verworpen. Belanghebbende heeft geen feiten gesteld die de stelling kunnen dragen dat het door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4% voor particulieren niet haalbaar is. Evenmin heeft hij feiten gesteld waaruit kan worden afgeleid dat bij belanghebbende sprake is van een buitensporige last.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-16/00043
Uitspraak d.d. 16 november 2016
in het geding tussen:
[X] te [Z] (Bonaire), belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 december 2015, nummer SGR 13/6643, betreffende de onder 1.1. vermelde boetebeschikking.
Aanslag, boetebeschikking, beschikking heffingsrente, bezwaar en geding in eerste aanleg
De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 19.776. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag is een bestuurlijke boete van
€ 5.442 (100 percent van de boetegrondslag als bedoeld in artikel 67d lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr)) opgelegd (boetebeschikking) en heffingsrente in rekening gebracht (beschikking heffingsrente).
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.671, de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de boete verminderd tot € 1.001 en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van € 1.224 aan proceskosten en € 88 aan griffierecht