Gerechtshof Den Haag, 13-01-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:61, BK-15_00184 tm BK-15_00194
Gerechtshof Den Haag, 13-01-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:61, BK-15_00184 tm BK-15_00194
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 13 januari 2016
- Datum publicatie
- 20 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2016:61
- Zaaknummer
- BK-15_00184 tm BK-15_00194
Inhoudsindicatie
Tussen partijen is uiteindelijk nog in geschil of de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1997 tot en 2000 terecht zijn opgelegd. Deze vraag beantwoordt belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Met betrekking tot de overige jaren zijn de standpunten van partijen eensluidend.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-15/00184 tot en met BK-15/00194
Uitspraak d.d. 13 januari 2016
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 30 december 2014, nummers AWB 11/9233 tot en met AWB 11/9242 en AWB 11/9244, betreffende na te melden aan belanghebbende opgelegde aanslagen en beschikkingen.
Navorderingsaanslagen, aanslagen, boetebeschikkingen, beschikkingen heffingsrente, bezwaar en geding in eerste aanleg
De Inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 1 april 2005 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 1997 tot en met 2001 alsmede navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting (VB) voor de jaren 1998 tot en met 2000 opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 1998 tot en met 2001 zijn vergrijpboetes van 100% opgelegd. De navorderingsaanslag VB voor het jaar 1998 is verhoogd met 100% van de nagevorderde belasting, van welke verhoging de Inspecteur geen kwijtschelding heeft verleend. Bij de navorderingsaanslagen VB voor de jaren 1999 en 2000 zijn vergrijpboetes van 100% opgelegd.
Voor de jaren 2002 tot en met 2004 heeft de Inspecteur aan belanghebbende aanslagen inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd op respectievelijk 7 juni 2005, 4 oktober 2005 en 11 september 2007.
Bij alle (navorderings-)aanslagen is heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 7 juni 2005 de aanslag IB/PVV 2002 verminderd. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 17 november 2011 de genoemde (navorderings-)aanslagen, verhogingen, vergrijpboetes en bedragen aan heffingsrente met betrekking tot de jaren 1997 tot en met 2001, 2003 en 2004 verminderd. De aanslag over het jaar 2002 en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente heeft de Inspecteur nader verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het bij de bestreden uitspraak het volgende beslist.
“- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 1997 tot en met 2000 en de navorderingsaanslagen VB 1998 tot en met 2000 ongegrond;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2001 en de aanslagen IB/PVV 2002 tot en met 2004 en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente gegrond;
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen de bij de navorderingsaanslagen opgelegde verhogingen en vergrijpboetes gegrond;
- vernietigt in zoverre de uitspraak op bezwaar van 17 november 2011;
- stelt de navorderingsaanslag IB/PVV 2001 vast op € 1.473;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2002 in zoverre dat de over het inkomen uit sparen en beleggen verschuldigde belasting wordt € 1.473;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2003 in zoverre dat de over het inkomen uit sparen en beleggen verschuldigde belasting wordt € 1.508;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2004 in zoverre dat de over het inkomen uit sparen en beleggen verschuldigde belasting wordt € 1.571;
- wijzigt de beschikkingen heffingsrente overeenkomstig bovenstaande verminderingen;
- vermindert de verhogingen in de navorderingsaanslagen IB/PVV 1997 en VB 1998 tot nihil;
- vernietigt de boetebeschikkingen;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.827;
- draagt verweerder op het in de gegrond verklaarde beroepen betaalde griffierecht van 3 keer € 41 = € 123 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres van € 1.500; en
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (Minister van Veiligheid en Justitie) tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres van € 1.500.”