Gerechtshof Den Haag, 28-03-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1127, BK-16/00443
Gerechtshof Den Haag, 28-03-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1127, BK-16/00443
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 28 maart 2017
- Datum publicatie
- 2 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2017:1127
- Zaaknummer
- BK-16/00443
Inhoudsindicatie
In geschil is of de waarde van de woning bij de uitspraak op bezwaar op een te hoog bedrag is vastgesteld en of de door de Rechtbank voor het beroep toegekende proceskostenvergoeding tot een te laag bedrag is vastgesteld, meer in het bijzonder of de juiste wegingsfactor is toegepast.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-16/00443
uitspraak d.d. 28 maart 2017
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 12 augustus 2016, nummer ROT 16/203 betreffende de onder 1.1 vermelde beschikking en aanslag.
Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2014 (hierna: de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [Y] te [Z] (hierna: de woning), voor het kalenderjaar 2015 vastgesteld op € 488.000. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [Z] (de aanslag).
De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de waarde van de woning nader vastgesteld op € 465.000, de aanslag dienovereenkomstig verminderd en aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 33,27, hierbij rekening houdend met samenhang met een groot aantal bezwaarschriften dat door dezelfde gemachtigde is ingediend.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Er is een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover deze ziet op de proceskostenver-goeding, de proceskostenvergoeding in bezwaar vastgesteld op € 643,25, bepaald dat het voor het beroep betaalde griffierecht van € 46 dient te worden vergoed aan belanghebbende en de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van het beroep tot een bedrag van
€ 496.