Home

Gerechtshof Den Haag, 02-05-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1270, BK-15/00894, BK-15/00895 en BK-15/00896

Gerechtshof Den Haag, 02-05-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1270, BK-15/00894, BK-15/00895 en BK-15/00896

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
2 mei 2017
Datum publicatie
10 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2017:1270
Formele relaties
Zaaknummer
BK-15/00894, BK-15/00895 en BK-15/00896

Inhoudsindicatie

In hoger beroep is - naar het Hof begrijpt - in geschil of: a. de aanslag IB/PVV 2004 tijdig is opgelegd; b. de hoorplicht, het inzagerecht en het verdedigingsbeginsel zijn geschonden; c. de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd omdat deze niet binnen de termijn is gedaan; d. de Inspecteur wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar een dwangsom als bedoeld in artikel 4:17, lid 1, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), heeft verbeurd; e. het leerstuk van de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is; f. de verliesvaststellingsbeschikking op het juiste bedrag is vastgesteld; g. (het saldo van) de te verrekenen verliezen op te lage bedragen zijn vastgesteld; h. de Inspecteur terecht een voordeel uit sparen en beleggen in aanmerking heeft genomen en, zo ja, of dit voordeel op de juiste hoogte is vastgesteld; i. het bedrag van de nog te verrekenen pga op een te laag bedrag is vastgesteld; j. de verliesvaststellingsbeschikking en de beschikking niet in aanmerking genomen pga voortijdig zijn genomen; k. de navorderingsaanslag Zfw 2004 terecht is opgelegd; l. de Inspecteur in het geding in eerste aanleg niet heeft voldaan aan de in artikel 8:42 van de Awb neerlegde verplichting tot inzending van de op de zaak betrekking hebbende stukken; m. belanghebbende zich met vrucht kan beroepen op gewekt vertrouwen; n. sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; en of o. belanghebbende recht heeft op immateriële schadevergoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-15/00894, BK-15/00895 en BK-15/00896

Uitspraak van 2 mei 2017

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de (thans) Belastingdienst/kantoor Hoofddorp, de Inspecteur,

op de hoger beroepen van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de Rechtbank) van 29 juni 2015, nummers SGR 10/8261, SGR 11/5410 en SGR 11/5402, betreffende de hierna vermelde (navorderings)aanslagen en beschikkingen.

(Navorderings)aanslagen, beschikkingen, bezwaren en gedingen in eerste aanleg

BK-15/00894

1.1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van -/- € 18.852 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil, met verrekening van € 2.235 aan persoonsgebonden aftrek (hierna: pga). De Inspecteur heeft, gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag, het verlies uit werk en woning bij beschikking vastgesteld op € 18.852 (hierna: de verliesvaststellingsbeschikking). Voorts is op het biljet vermeld dat de op 31 december 2004 niet in aanmerking genomen pga € 17.904 bedraagt.

1.1.2. Belanghebbende heeft tegen een fictieve weigering van het doen van uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld.

1.1.3. De Inspecteur heeft bij verminderingsbeschikking van 17 december 2010 het belastbaar ingekomen uit werk en woning vóór verliesverrekening nader vastgesteld op € 61.950 en, na verrekening van een verlies (zie dienaangaande onder 1.3.1 hierna), op nihil, alsmede het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen nader vastgesteld op € 9.859 vóór inachtneming van een heffingskorting van € 3.038. De Inspecteur heeft bij gelijktijdig gegeven beschikking de op 31 december 2004 niet in aanmerking genomen pga nader vastgesteld op € 27.617.

1.1.4. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2004 en de verminderingsbeschikking niet-ontvankelijk verklaard, het verzamelinkomen nader vastgesteld op € 70.553 (bestaande uit een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.694 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.859) en het bezwaar voor het overige afgewezen.

1.1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank (nr. SGR 10/8261) heeft het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar, tegen de aanslag IB/PVV 2004, tegen de mededeling van het saldo van de te verrekenen verliezen per 31 december 2004, alsmede tegen de mededeling van het saldo van de niet in aanmerking genomen pga per 31 december 2003 niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard, de beschikking op 31 december 2004 niet in aanmerking genomen pga vastgesteld op nihil en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 41 aan belanghebbende te vergoeden. De Rechtbank heeft het onderzoek heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over schadevergoeding.

BK-15/00895

1.2.1. Aan belanghebbende is over het jaar 2004 een navorderingsaanslag premie Ziekenfondswet (hierna: Zfw) opgelegd naar een premie-inkomen van € 8.504. De Inspecteur heeft, gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag, bij beschikking € 168 heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.

1.2.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank (nr. SGR 11/5402) heeft het beroep ongegrond verklaard en het onderzoek heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over schadevergoeding.

BK-15/00896

1.3.1. Bij beschikking 17 december 2010 heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning van het jaar 2004 verminderd met € 61.950 door verrekening van een verlies uit voorgaande jaren (hierna: de verliesverrekeningsbeschikking 2004).

1.3.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar gedeeltelijk toegewezen en heeft hij de verliesverrekeningsbeschikking 2004 aldus gewijzigd door het bedrag van de met het belastbaar inkomen uit werk en woning van het jaar 2004 verrekende verliezen te stellen op € 60.694.

1.3.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De Rechtbank (nr. SGR 11/541) heeft het beroep tegen de verliesverrekeningsbeschikking 2004 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar in zoverre vernietigd, de verliesverrekeningsbeschikking 2004 gewijzigd en het bedrag van het verrekende verlies voor het jaar 2004 vastgesteld op € 36.505. De Rechtbank heeft het onderzoek heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over schadevergoeding.

Loop van de gedingen in hoger beroep

Vaststaande feiten

"2.2.1 Bevindingen

"5.1 Verwerpen administratie en omkering/verzwaring bewijslast

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Conclusies van partijen

Oordeel van de Rechtbank

Beoordeling van de hoger beroepen

Beslissing