Gerechtshof Den Haag, 03-05-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1388, BK-15/00789
Gerechtshof Den Haag, 03-05-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1388, BK-15/00789
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 3 mei 2017
- Datum publicatie
- 18 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2017:1388
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2015:6814, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-15/00789
Inhoudsindicatie
Coöperatie levert stroom, opgewekt met zonnepanelen, niet rechtstreeks aan haar leden, maar via het elektriciteitsbedrijf. Daarom is geen sprake van een vrijstelling van energiebelasting.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-15/00789
in het geding tussen:
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 juni 2015, nr. SGR 14/10538.
Procesverloop
Belanghebbende heeft voor een bedrag van € 162 bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van energiebelasting over de maand april van 2014.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.
Tegen de uitspraak van de Inspecteur heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. Een griffierecht van € 328 is geheven.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 497 is geheven.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 26 februari 2016 in Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal gemaakt.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld in overleg met het ministerie van Financiën een akkoord te beproeven. Zij hebben meegedeeld niet tot een vergelijk te zijn gekomen en zich erin te kunnen vinden dat het Hof zonder nadere zitting uitspraak doet.
Feiten
Met inachtneming van de vaststelling door de rechtbank gaat het Hof uit van de volgende feiten:
Belanghebbende is een erkende handelaar en leverancier van energieproducten en in het bezit van een vergunning tot levering aan kleinverbruikers. Als zodanig is zij belastingplichtige voor de energiebelasting. Zij voldoet de energiebelasting maandelijks op aangifte.
Op 26 augustus 2011 hebben zes inwoners van de gemeente [Y] , onder wie [A] ( [A] ), de Coöperatie [B] . te [Y] (de Coöperatie) opgericht. In de oprichtingsakte staat:
"(…)
STATUTEN
(…)
Artikel 2 – Doel
1. Het doel van de coöperatie is het voorzien in de stoffelijke behoeften van haar leden krachtens overeenkomsten, met hen gesloten in het bedrijf dat zij te dien einde ten behoeve van haar leden uitoefent of doet uitoefenen. (…)
2. Het bedrijf dat de coöperatie uitoefent of doet uitoefenen omvat:
a. het stimuleren van het gebruik van duurzame, lokaal opgewekte energie in de gemeente [Y] ;
b. het produceren of doen produceren van duurzame energie in de gemeente [Y] , direct of indirect ten behoeve van de leden;
(…)
4. Zij tracht dit doel ondermeer te bereiken door:
a. het uitoefenen van een bedrijf ten behoeve van de leden;
b. het verwerven, oprichten en exploiteren van duurzame energie-, opwekkings-middelen, waaronder zonne-energie-systemen, wind- en waterkrachtsystemen;
c. het sluiten van overeenkomsten met leden teneinde te voorzien in hun behoefte aan duurzame, lokaal geproduceerde energie;
d. het oprichten van, deelnemen in of samenwerken met organisaties, als dat voor het bereiken van het doel van de coöperatieve vereniging bevorderlijk kan zijn;
(…)
Artikel 3 – Aanvraag en toelating lidmaatschap; het ledenregister
1. Leden van de coöperatie kunnen zijn natuurlijke personen en rechtspersonen die woonachtig of gevestigd zijn in de gemeente [Y] .
(…)"
Ter uitvoering van artikel 2, eerste lid, van de statuten van de Coöperatie is op 18 december 2012 [C] B.V. te [Y] (de BV) opgericht. De Coöperatie is 100% aandeelhouder van de BV.
De BV heeft een zonnestroominstallatie in eigendom verworven. De installatie bestaat uit 200 zonnepanelen met aanhorige voorzieningen en is aangebracht op het dak van het gemeentehuis in [Y] . Ten behoeve van de BV is een recht van opstal gevestigd.
De leden van de Coöperatie (de leden) hebben van de mogelijkheid gebruik gemaakt een kavel van vijf of tien zonnepanelen te huren. Op die wijze hebben de leden het recht op een overeenkomstig gedeelte van de met de zonnestroominstallatie opgewekte elektriciteit (opbrengst huurder) verkregen. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van de huurovereenkomst van [A] met de BV (de huurovereenkomst).
In de huurovereenkomst staat:
"(…)
Welke PV-zonnepanelen? (artikel 1)
U huurt van [de BV] twee kavels van 5 PV-zonnepanelen (…). Feitelijk is dit het gebruiksrecht van een gedeelte van het totale zonnepark dat overeenkomt met de capaciteit van 10 panelen.
Het gaat om PV-zonnepanelen van 250 WattPiek elk, dus 10 panelen hebben een capaciteit van 2500 WattPiek. In een normaal zonnejaar leveren deze 10 panelen circa 2200 kWh aan elektriciteit voor uw eigen gebruik. Via een verdeelsysteem van de netbeheerder wordt aan iedere huurder het aan hem/haar toekomende deel van de opgewekte stroom toegerekend aan de in artikel 6.2 bedoelde aansluiting van huurder in [Y] .
Hoe lang duurt deze overeenkomst? (artikel 2)
Deze huurovereenkomst gaat in op 1 juli 2013. U huurt de kavel PV-zonnepanelen voor een periode van vijftien jaar.
(…)
Welke huurprijs betaalt u voor de PV-zonnepanelen? (artikel 3)
Bij het begin van deze huurovereenkomst is uw maandelijkse netto huur € 40 voor twee kavels van vijf panelen. Dit bedrag is inclusief 21% BTW.
(…)
In de huurprijs is niet inbegrepen het lidmaatschap van de coöperatie (ter waarde van jaarlijks € 25,50, incl. 21% BTW).
(…)
Welke verdere voorwaarden gelden voor deze overeenkomst? (artikel 6)
Op deze huurovereenkomst zijn de 'Algemene voorwaarden voor dienstverlening door [de BV] in het kader van de verhuur van kavels zonnepanelen op het gemeentehuis [Y] ' van toepassing. (…)
De stroom die opgewekt wordt met het kavel zonnepanelen is bedoeld voor eigen gebruik door huurder ten behoeve van de elektriciteitsaansluiting op het adres (…).
De BV] levert via [X] [belanghebbende] groene elektriciteit tegen marktconforme prijzen, waarbij jaarlijks op de jaarafrekening een coöperatiekorting (thans minimaal € 50, incl. BTW) in aanmerking wordt genomen. [De BV] regelt voor u vóór de ingangsdatum van deze overeenkomst een jaarcontract voor levering van elektriciteit via [belanghebbende], indien u dat niet al zelf heeft gedaan.
U beoogt middels deze overeenkomst te voorzien in opwekking van duurzame elektriciteit voor eigen gebruik middels het gehuurde gedeelte van het zonnepark. (…)
(…)"
De in punt 6.1 van de huurovereenkomst genoemde Algemene voorwaarden vermelden:
"1. Definities
In deze algemene voorwaarden wordt verstaan onder:
(…)
c. Lid: Lid van [de Coöperatie]
(…)
f. De Opbrengst: De door de installatie opgewekte elektrische energie in kWh
(…)
6. Verrekening van, dan wel vergoeding voor de Opbrengst
a. De Opbrengst wordt telkens na afloop van een kalenderjaar door [de BV] in overleg met het Leveringsbedrijf bepaald. Het Lid verklaart bekend te zijn met het feit dat prognoses over De Opbrengst indicatief zijn en dat daaraan geen rechten kunnen worden ontleend. De werkelijk gerealiseerde Opbrengst is afhankelijk van een veelheid van factoren en wordt niet door [de BV] en daarbij betrokken personen gegarandeerd. Het Lid zal jegens [de BV], de Coöperatie, haar oprichters, bestuurders en commissarissen geen aanspraak maken op vergoeding van vermeende schade wegens tegenvallende Opbrengst. Voorts is het Lid er mee bekend dat noch [de BV] noch de Coöperatie onder toezicht staat van de [D] .
b. De Coöperatie zal met het Leveringsbedrijf afspreken dat voor een Lid dat een Leveringsovereenkomst heeft met het Leveringsbedrijf de gehele Opbrengst Huurder met de betreffende huurder verrekend wordt tegen een vergoeding per kWh conform de voor het betreffende Lid van toepassing zijnde elektriciteitsprijs.
c. De hoogte van deze vergoeding kan voor ieder individueel Lid verschillend zijn, afhankelijk van de voor dat lid van toepassing zijnde Leveringsovereenkomst. De vergoeding voor Leden die een Leveringsovereenkomst hebben met het Leveringsbedrijf kan afwijken van de Vergoeding voor overige Leden.
(…)"
Op 26 juni 2013 hebben de BV en de rechtsvoorganger van belanghebbende, [E] B.V. te [Z] , een overeenkomst gesloten, getiteld [F] ' op het dak van het gemeentehuis van [Y] " (de overeenkomst). In de overeenkomst staat:
"(…)
1. Definities en interpretatie
In deze Overeenkomst hebben de volgende begrippen de volgende betekenis:
(…)
ix. Leveringsovereenkomst: de overeenkomst tot levering van (onder meer) elektriciteit tussen de Huurder en [X] .
x. Leverpunt: het aansluitpunt waar de Installatie verbinding maakt met het openbare net.
(…)
xix. Opbrengst Huurder: het deel van de Opbrengst in kWh dat correspondeert met het door de huurder gehuurde aantal kavels.
xx. Opbrengst: de door de Installatie opgewekte elektrische energie in kWh.
(…)
2. Inning en verrekening
Namens [de BV] zal [X] maandelijks de Huur incasseren, via de maandelijkse reguliere voorschotnota.
[X] zal de daadwerkelijk geïncasseerde Huur, na aftrek van alle over de Opbrengst Huurder verschuldigde belastingen (BTW en Energiebelasting) betalen aan [de BV].
[X] zal, namens [de BV], de gehele Opbrengst Huurder aan de betreffende huurder verrekenen tegen een vergoeding per kWh conform de voor het betreffende Lid van toepassing zijnde elektriciteitsprijs. De hoogte van deze vergoeding kan voor ieder individueel Lid verschillend zijn, afhankelijk van de voorwaarden van de voor dat lid van toepassing zijnde Leveringsovereenkomst.
Tenzij anders overeengekomen of indien praktisch niet uitvoerbaar, zal de verrekening als genoemd in artikel 2.3, door [X] worden verricht op de reguliere jaarlijkse eindafrekening. Maandelijks zal op basis van de reguliere voorschotnota een voorschot op de vergoeding als genoemd in artikel 2.3 worden betaald.
(…)
6. Consumptie elektriciteit en additioneel verhandelbare rechten
Het risico op verlies van elektriciteit (netverliezen) vóór het aansluitpunt op het openbare net is volledig voor rekening van [de BV].
De BV] zal ervoor zorg dragen dat de duurzaam opgewekte elektriciteit voldoet aan de eisen die de netbeheerder, verantwoordelijk voor het net waar de aansluiting zich bevindt, daaraan stelt ('Netcode').
Vanaf de Startdatum zal alle elektrische stroom van de Installatie op basis van de voorwaarden als neergelegd in deze overeenkomst toekomen aan [X] .
(…)
Vanaf de Startdatum zal [de BV] alle additioneel verhandelbare rechten van de Installatie overdragen aan [X] op door [X] aangewezen wijze. [X] zal de betreffende additioneel verhandelbare rechten behorende bij de Opbrengst Huurder voor zover mogelijk doen toekomen aan de betreffende Huurder, dan wel aan [de BV] in geval er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3.
(…)"
In 2014 is belanghebbende een samenwerking aangegaan met de Coöperatie.
Omdat de in 2.8 vermelde Opbrengst Huurder niet voldoende is in de totale elektriciteitsbehoefte van de leden te voorzien, nemen de leden elektriciteit af van belanghebbende.
Belanghebbende heeft op de aangifte over de maand april van 2014 € 38.494.381 aan energiebelasting voldaan, daarin begrepen het op het bezwaar betrekking hebbende bedrag van € 162, dat ziet op de hoeveelheid elektriciteit die met de door [A] gehuurde zonnepanelen is opgewekt.
De rechtbank
3. De rechtbank heeft overwogen:
"(…)
Geschil
12. In geschil is of [belanghebbende], gelet op het bepaalde in artikel 50, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm), terecht energiebelasting heeft afgedragen over de door middel van de aan [A] verhuurde zonnepanelen opgewekte en vervolgens aan hem verstrekte elektriciteit. Bij ontkennende beantwoording van deze vraag is in geschil of artikel 50, vierde lid, aanhef en onderdeel a, juncto artikel 50, vijfde lid, van de Wbm van toepassing is zodat de aan [A] verstrekte elektriciteit niet als levering in de zin van artikel 50, eerste lid, van de Wbm kan worden aangemerkt.
13. [ Belanghebbende] neemt primair het standpunt in dat zij over de door middel van de aan [A] verhuurde zonnepanelen opgewekte elektriciteit geen energiebelasting is verschuldigd, omdat zij geen levering in de zin van artikel 50, eerste lid, van de Wbm heeft verricht. [Belanghebbende] voert daartoe aan dat het begrip levering niet is gedefinieerd in de Wbm en in de Elektriciteitswet 1998 en dat het (civielrechtelijke) leveringsbegrip in het algemeen een juridische eigendomsoverdracht van de ene aan de andere partij veronderstelt, in welk verband [belanghebbende] ook wijst op de Richtlijn 2009/72 EG van 13 juli 2009 (hierna: de Richtlijn). [Belanghebbende] stelt dat een dergelijke eigendomsoverdracht niet heeft plaatsgevonden. [Belanghebbende] stelt dat zij op geen enkel moment (eigendoms)rechten op de opgewekte en door [A] verbruikte elektriciteit heeft en dat zij deze dus ook niet kan leveren. Zij treedt slechts op als dienstverlener en niet als leverancier. De noodzaak tot het tussentijds overdragen van de beschikkingsmacht over de elektriciteit is onvoldoende om van een eigendomsoverdracht te kunnen spreken. Subsidiair neemt [belanghebbende] het standpunt in dat weliswaar sprake is van verbruik in de zin van artikel 50, vierde lid, van de Wbm, doch dat daarop de uitzondering voor eigen duurzame opwekking van artikel 50, vijfde lid, van de Wbm van toepassing is.
(…)
15. [ De Inspecteur] stelt zich op het standpunt dat sprake is van een levering als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Wbm en voert daartoe aan dat contractueel is overeengekomen dat de elektriciteit die door middel van de zonnepanelen wordt opgewekt aan [belanghebbende] toekomt en dat [A] slechts door de tussenkomst van [belanghebbende] over de door middel van de door hem gehuurde zonnepanelen opgewekte elektriciteit kan beschikken. Derhalve doet zich het belastbare feit genoemd in artikel 50, eerste lid, van de Wbm voor, te weten levering via een aansluiting.
(…)
Beoordeling van het geschil
Toepasselijke regelgeving
18. Ingevolge artikel 48, eerste lid, van de Wbm wordt onder de naam energiebelasting een belasting geheven op aardgas en elektriciteit.
19. Artikel 50 van de Wbm luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
'1. Met betrekking tot aardgas en elektriciteit wordt de belasting geheven ter zake van de levering via een aansluiting aan de verbruiker (…).
(…)
4. Als een levering als bedoeld in het eerste lid wordt mede aangemerkt het verbruik van aardgas en elektriciteit, indien:
a. deze producten op andere wijze zijn verkregen dan door een levering als bedoeld in het eerste lid;
(…)
5. Het vierde lid is niet van toepassing met betrekking tot de verbruiker die:
a. elektriciteit heeft opgewekt door middel van hernieuwbare energiebronnen (…).'
Afdracht op aangifte
20. Het begrip levering is niet geregeld in de Wbm. [Belanghebbende] heeft bepleit dat aansluiting moet worden gezocht bij de Richtlijn. De rechtbank onderschrijft die stelling niet, omdat de inhoud en strekking van die Richtlijn geen betrekking hebben op de heffing van energiebelasting. De rechtbank zal daarom uitgaan van de civielrechtelijke betekenis van het begrip levering. Van levering kan eerst sprake zijn indien (voor zover hier van belang) degene aan wie wordt geleverd, daardoor beschikkingsmacht verkrijgt.
21. In de huurovereenkomst tussen de BV en een lid van de Coöperatie is sprake van een gebruiksrecht dat toekomt aan dat lid, de huurder. De omvang van dat gebruiksrecht wordt gerelateerd aan de capaciteit van de gehuurde zonnepanelen. Het aan een huurder toekomende deel van de opgewekte stroom wordt toegerekend aan zijn aansluiting die hij heeft met [belanghebbende]. Die opgewekte stroom is bedoeld voor eigen gebruik en wordt door de BV via [belanghebbende] geleverd tegen marktconforme prijzen.
22. In de op die huurovereenkomst toepasselijke Algemene Voorwaarden is in artikel 6 geregeld dat de opbrengst van de installatie (van alle zonnepanelen tezamen), in overleg met [belanghebbende], telkens na afloop van een kalenderjaar door de BV wordt bepaald. De Coöperatie zal met [belanghebbende] afspraken maken over de verrekening dan wel vergoeding van de aan elke huurder naar rato toekomende opbrengst conform de voor dat lid geldende elektriciteitsprijs.
23. Het samenstel van bepalingen dat de onderlinge rechtsverhouding tussen de BV en een huurder nader uitwerkt, beschouwt de rechtbank als (in hoofdzaak) van financiële aard, toegespitst op verrekening van de opbrengst. De rechtbank ziet geen aanknopingspunt voor het oordeel dat die rechtsverhouding op enig moment bij een huurder heeft geleid tot enigerlei beschikkingsmacht over de door zonnepanelen opgewekte elektriciteit. Bij gebreke van beschikkingsmacht bij een huurder, bestaat geen grond voor het oordeel dat de BV die elektriciteit aan een huurder heeft geleverd.
24. Niet kan worden gezegd dat de door de BV met de zonnepanelen opgewekte elektriciteit door haar wordt aangewend voor eigen gebruik. Die elektriciteit moet dus op andere wijze worden benut.
25. In de overeenkomst tussen de BV en [belanghebbende] is onder meer vastgelegd dat alle door de BV door middel van de zonnepanelen opgewekte elektriciteit toekomt aan [belanghebbende]. De BV is verplicht ervoor zorg te dragen dat wordt voldaan aan de eisen van de netbeheerder. Voorts is daarin geregeld dat de betalingsverplichtingen over en weer tussen de BV en een huurder via de reguliere maandelijkse voorschotnota respectievelijk de reguliere jaarlijkse eindafrekening van [belanghebbende] voor de netaansluiting op het huisadres van een huurder met hem worden afgewikkeld.
26. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de BV de door de zonnepanelen opgewekte elektriciteit aan [belanghebbende] ter beschikking stelt. De wijze waarop dat vorm en inhoud heeft gekregen is door de BV en [belanghebbende] vastgelegd in de hiervoor onder de feiten weergegeven bepalingen.
27. [ Belanghebbende] heeft over die elektriciteit de beschikkingsmacht verkregen en is mede daardoor in staat elektriciteit aan verbruikers te leveren, zoals aan [A] . De stelling van [belanghebbende] dat zij slechts optreedt als dienstverlener en niet als leverancier vindt geen steun in de feiten en het recht.
28. Naar het oordeel van de rechtbank is dus sprake van een levering in de zin van artikel 50, eerste lid, van de Wbm door [belanghebbende] aan [A] . Het subsidiaire standpunt van [belanghebbende] faalt daarom eveneens. Aldus heeft het vereiste belastbare feit zich voorgedaan en heeft [belanghebbende] ter zake daarvan terecht energiebelasting afgedragen.
Slotsom
29. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
30. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
(…)"
Geschil en standpunten
Partijen houdt in hoger beroep, net als voor de rechtbank, het antwoord op de vraag verdeeld of belanghebbende voor het volledige verbruik van elektriciteit door [A] energiebelasting is verschuldigd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.