Gerechtshof Den Haag, 17-05-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1451, BK-16/00290 en BK-16/00294
Gerechtshof Den Haag, 17-05-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1451, BK-16/00290 en BK-16/00294
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 17 mei 2017
- Datum publicatie
- 23 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2017:1451
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2016:5186, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-16/00290 en BK-16/00294
Inhoudsindicatie
In het hoger beroep van belanghebbende is in geschil of: de Inspecteur het verschil tussen de koopprijs en de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaken terecht heeft aangemerkt als belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang; de vergrijpboete terecht is opgelegd; belanghebbende recht heeft op vergoeding van volledige proceskosten.
In het hoger beroep van de Inspecteur is in geschil of bij het bepalen van de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaken ten onrechte geen rekening is gehouden met bestemmingswijziging.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-16/00290 en BK-16/00294
Uitspraak van 17 mei 2017
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,
inzake het hoger beroep van de Inspecteur (BK-16/00290) en het hoger beroep van belanghebbende (BK-16/00294) tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 mei 2016, nummer SGR 15/6004, betreffende de onder 1.1 vermelde navorderingsaanslag en beschikkingen.
Navorderingsaanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2005 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.060, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 591.857 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 48.580 (de navorderingsaanslag). Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur beschikkingen gegeven waarbij een vergrijpboete van € 73.982 is opgelegd (de boetebeschikking) en € 33.605 aan heffingsrente in rekening is gebracht (de beschikking heffingsrente).
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.060 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 119.357 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 48.580, de heffingsrente verminderd, de vergrijpboete verminderd tot 45% en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 619 en teruggave van het griffierecht aan belanghebbende van € 45