Gerechtshof Den Haag, 17-05-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1454, BK-16/00293 en BK-16/00297
Gerechtshof Den Haag, 17-05-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1454, BK-16/00293 en BK-16/00297
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 17 mei 2017
- Datum publicatie
- 23 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2017:1454
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2016:5185, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-16/00293 en BK-16/00297
Inhoudsindicatie
In het hoger beroep van belanghebbende is in geschil of:de Inspecteur belanghebbende een navorderingsaanslag kon opleggen omdat belanghebbende toerekenbaar kwade trouw is te verwijten; de vergrijpboete terecht is opgelegd; belanghebbende recht heeft op vergoeding van volledige proceskosten.
In het hoger beroep van de Inspecteur is in geschil of bij het bepalen van het belastbare inkomen uit werk en woning de waarde van de onroerende zaken op € 1.518.000 moet worden vastgesteld. De Inspecteur voert aan dat bij het bepalen van de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaken ten onrechte geen rekening is gehouden met bestemmingswijziging
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-16/00293 en BK-16/00297
Uitspraak van 17 mei 2017
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,
inzake het hoger beroep van de Inspecteur (BK-16/00293) en het hoger beroep van belanghebbende (BK-16/00297) tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 mei 2016, nummer SGR 15/6525, betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslag en beschikkingen.
Navorderingsaanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 647.751 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 55.542. Tevens is bij beschikking een vergrijpboete van € 153.883 opgelegd en is voor een bedrag van € 57.475 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 555.894 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 55.542, de boete verminderd tot € 130.000 en de heffingsrente verminderd tot € 48.554.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de vergrijpboete verminderd tot 45% van de nagevorderde belasting, de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.894 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen waarbij € 575.000 voor de onroerende zaken (genoemd in 3.2) in aanmerking wordt genomen, de heffingsrente verminderd en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 1.474 en teruggave van het griffierecht aan belanghebbende van € 45.