Home

Gerechtshof Den Haag, 07-06-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1637, BK-16/00558 t/m BK-16/00570

Gerechtshof Den Haag, 07-06-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1637, BK-16/00558 t/m BK-16/00570

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
7 juni 2017
Datum publicatie
25 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2017:1637
Formele relaties
Zaaknummer
BK-16/00558 t/m BK-16/00570

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil of de navorderingsaanslagen en aanslagen terecht dan wel tot het juiste bedrag zijn opgelegd en of de beschikkingen terecht dan wel tot het juiste bedrag zijn gegeven. Meer in het bijzonder is in geschil: Zijn de beroepen tegen de definitieve aanslagen voor de jaren 2001 tot en met 2010 ontvankelijk ondanks dat geen bezwaar is ingediend? Heeft de wetgever, door het voordeel uit sparen en beleggen te bepalen op 4 percent van de rendementsgrondslag voor zover die meer bedraagt dan het heffingsvrije vermogen (hierna: het forfaitaire stelsel), mede gelet op het toepasselijke tarief, artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EP EVRM) geschonden? Is het forfaitaire stelsel, mede gelet op het toepasselijke tarief, in het individuele geval van belanghebbende in strijd met artikel 1 EP EVRM omdat het voor belanghebbende in vergelijking tot andere belastingplichtigen leidt tot een buitensporige last? Moet hierbij rekening worden gehouden met de inkomsten die belanghebbende in andere boxen geniet? Heeft belanghebbende recht op vermindering van de in rekening gebrachte heffingsrente en belastingrente? Dient de ingehouden bronbelasting te worden terugbetaald? Is sprake van rechtsongelijkheid? Heeft de Inspecteur vertrouwen gewekt dat zij het vermogensverlies op Argentijnse staatsobligaties in aanmerking zou nemen? Heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding en een integrale proceskostenvergoeding?

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-16/00558 tot en met BK-16/00570

Uitspraak van 7 juni 2017

in het geding tussen:

mevrouw drs. [X] te [Z] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 november 2016, nummers SGR 16/2113, SGR 16/2114, SGR 16/2116 tot en met SGR 16/2118, SGR 16/2120 tot en met SGR 16/2122, SGR 16/2124 tot en met SGR 16/2127 en SGR 16/2129, betreffende de onder 1.1 vermelde navorderingsaanslagen, aanslagen en beschikkingen heffingsrente en belastingrente.

Navorderingsaanslagen, aanslagen, beschikkingen heffingsrente, beschikking belastingrente, bezwaren en geding in eerste aanleg

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2001 tot en met 2011 opgelegd. Voorts heeft de Inspecteur aan belanghebbende aanslagen IB/PVV voor de jaren 2012 en met 2013 opgelegd. Bij de navorderingsaanslagen is bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht. Bij de aanslag voor het jaar 2012 is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslagen, aanslagen en beschikkingen bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft bij de bestreden uitspraak het volgende beslist, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid:

”De rechtbank:

- verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen de aanslag over het jaar 2013, gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag over het jaar 2013;

- vermindert de aanslag over het jaar 2013 en stelt het te verrekenen bedrag aan bronbelasting op € 267;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak;

- verklaart de beroepen, voor zover die zijn gericht tegen de aanslagen over de jaren 2001 tot en met 2011, niet-ontvankelijk;

- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 4,30;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden. ”

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Van belanghebbende is in hoger beroep een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2.

Het Hof heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling nadere stukken ontvangen van belanghebbende en van de Inspecteur waarvan een afschrift is gezonden aan de wederpartij. De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 5 april 2017, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

2.3.

Ter zitting zijn de zaken van belanghebbende en de zaken van mr. drs. [Y] met de kenmerknummers BK-16/00546 tot en met BK-16/00557 en BK-16/00596 gezamenlijk behandeld. Al hetgeen is aangevoerd en overgelegd in een van deze zaken geldt eveneens als te zijn aangevoerd en overgelegd in de andere zaken. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Conclusies van partijen

Oordeel van de rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing