Gerechtshof Den Haag, 30-06-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1939, BK-17/00336
Gerechtshof Den Haag, 30-06-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1939, BK-17/00336
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 30 juni 2017
- Datum publicatie
- 5 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2017:1939
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2017:307, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-17/00336
Inhoudsindicatie
Belanghebbende maakt specifieke zorgkosten in hoger beroep alsnog voor een deel aannemelijk.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-17/00336
in het geding tussen:
en
de inspecteur van de Belastingdienst Particulieren, dienstverlening en bezwaar, kantoor Eindhoven, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 januari 2017, nr. SGR 16/7064.
Procesverloop
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.348. Na verrekening van voorheffingen beloopt de aanslag € 1.705. Bij beschikking is een bedrag van € 116 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 46 is geheven.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 124 is geheven.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 juni 2017, gehouden te Den Haag. De Inspecteur is verschenen. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal gemaakt.
Belanghebbende, die door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 12 mei 2017, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip is uitgenodigd ter zitting te verschijnen, heeft bij brief van 2 juni 2017 laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Uitstel is niet gevraagd. Met een extra brief van 2 juni 2017 heeft hij een reactie gegeven op het verweerschrift in hoger beroep en drie bewijsstukken meegezonden.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, in hoger beroep komen vast te staan:
Belanghebbende is geboren [in] 1953. Hij was in 2013 ongehuwd en had geen fiscale partner.
Belanghebbende heeft op 19 februari 2014 bij de Inspecteur aangifte IB/PVV 2013 gedaan. In de aangifte is rekening gehouden met:
- uitkering van de gemeente Rotterdam € 13.348
- aftrek specifieke zorgkosten € 4.612 -/-
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 8.736.
Verder is sprake van ingehouden loonheffing tot een bedrag van € 3.342.
Bij brief van 16 september 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht vóór 7 oktober 2015 nota’s en betalingsbewijzen te sturen in verband met de aftrek van € 4.612 wegens specifieke zorgkosten.
Bij brief van 17 november 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende herinnerd aan de brief van 16 september 2015 en hem in de gelegenheid gesteld de gevraagde informatie vóór 1 december 2015 in te dienen.
Bij brief van 23 december 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende laten weten het voornemen te hebben van de aangifte af te wijken, in die zin dat de aftrek van € 4.612 niet wordt geaccepteerd, tenzij belanghebbende vóór 6 januari 2016 reageert.
In alle brieven staat het rechtstreekse telefoonnummer waaronder de Inspecteur bereikbaar is voor vragen, opmerkingen of het maken van een afspraak.
Nadat een reactie van belanghebbende is uitgebleven, is de onderwerpelijke aanslag met dagtekening 3 februari 2016 opgelegd, zonder dat rekening is gehouden met specifieke zorgkosten.
Bij de behandeling van het bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur belanghebbende nog enkele malen in de gelegenheid gesteld informatie te verstrekken en bewijsstukken in te dienen, laatstelijk tot 18 juli 2016. Belanghebbende heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Vervolgens heeft de Inspecteur het bezwaar bij uitspraak van 25 juli 2016 afgewezen.
In beroep bij de rechtbank heeft belanghebbende evenmin informatie verstrekt of bewijsstukken ingediend. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank heeft overwogen:
"1. [Belanghebbende] heeft voor het jaar 2013 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.736. Daarbij heeft [belanghebbende] € 4.612 in aftrek gebracht voor specifieke zorgkosten.
2. Bij het vaststellen van de aanslag heeft [de Inspecteur] de aftrek voor specifieke zorgkosten niet geaccepteerd. Het belastbaar inkomen is derhalve vastgesteld op € 13.348 en daarbij is tevens € 116 aan belastingrente in rekening gebracht.
3. [ De Inspecteur] heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
4. In geschil is of de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd en of tot het juiste bedrag belastingrente in rekening is gebracht. Meer in het bijzonder is in geschil of [de Inspecteur] de onder 1 genoemde specifieke zorgkosten terecht niet in aftrek heeft toegelaten.
5. [ Belanghebbende] heeft aangevoerd dat de aftrek van specifieke zorgkosten ten onrechte is geweigerd.
6. De bewijslast dat sprake is van aftrekbare zorgkosten rust op [belanghebbende]. Naar het oordeel van de rechtbank is [belanghebbende] niet in deze op hem rustende bewijslast geslaagd. [Belanghebbende] heeft immers - ondanks daartoe door [de Inspecteur] enkele malen in de gelegenheid te zijn gesteld - geen bewijsstukken, zoals rekeningen en/of betaalbewijzen, overgelegd waaruit blijkt dat hij in 2013 specifieke zorgkosten heeft gemaakt. Derhalve kan niet worden vastgesteld of de door [belanghebbende] opgevoerde specifieke zorgkosten voor aftrek in aanmerking komen. [De Inspecteur] heeft naar het oordeel van de rechtbank de specifieke zorgkosten dan ook terecht niet in aftrek geaccepteerd.
7. [ Belanghebbende] heeft geen afzonderlijke gronden ingediend tegen de berekening van de belastingrente. Niet gebleken is dat de belastingrente ten onrechte of tot een te hoog bedrag is berekend.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding."