Gerechtshof Den Haag, 25-01-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:220, BK-15/00349 en BK-13/00350
Gerechtshof Den Haag, 25-01-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:220, BK-15/00349 en BK-13/00350
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 25 januari 2017
- Datum publicatie
- 7 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2017:220
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2012:3230, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-15/00349 en BK-13/00350
Inhoudsindicatie
Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur de navorderingsaanslagen, de verhogingen en de beschikkingen heffingsrente terecht heeft opgelegd onderscheidenlijk gegeven. Meer in het bijzonder geldt dat de Hoge Raad de zaken heeft verwezen ter behandeling van de overige bezwaren van belanghebbende alsmede voor behandeling van het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-15/00349 en BK-15/00350
Uitspraak d.d. 25 januari 2017
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank Haarlem van 25 september 2012, nummers AWB 09/2560 en AWB 11/5936, betreffende na te melden aan belanghebbende opgelegde aanslagen.
Navorderingsaanslagen, aanslagen, beschikkingen, bezwaar en voorafgaande gedingen
De Inspecteur heeft aan belanghebbende op 28 december 2007 voor het jaar 1995 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd (procedurenummer AWB 09/2560; BK-15/00349), berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 95.318. In de navorderingsaanslag is een verhoging begrepen van ƒ 6.935 (100 percent van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van ƒ 2.573 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Voorts heeft de Inspecteur aan belanghebbende op die datum een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting (hierna: VB) 1996 opgelegd (procedurenummer AWB 11/5936; BK-15/00350), berekend naar een vastgesteld vermogen van ƒ 331.068. In de navorderingsaanslag is een verhoging begrepen van ƒ 2.200 (100 percent van het nagevorderde bedrag), waarvan geen kwijtschelding is verleend. Gelijktijdig is bij beschikking een bedrag van ƒ 813 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslagen, verhogingen en de beschikkingen heffingsrente bezwaar gemaakt.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 25 september 2012 de navorderingsaanslagen, verhogingen alsmede de heffingsrentebeschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft bij de bestreden - in één geschrift vervatte - uitspraken (ECLI:NL:RBHAA:2012:3230) voor zover in deze procedure van belang het volgende beslist:
”De rechtbank:
- verklaart de beroepen van belanghebbende gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de aan [belanghebbende] opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 1995, VB 1996, doch slechts voor zover deze betrekking hebben op de kwijtscheldingsbesluiten en bevestigt deze uitspraken op bezwaar voor het overige;
- vernietigt de kwijtscheldingsbesluiten met betrekking tot de navorderingsaanslagen IB/PVV 1995 en VB 1996 en verleent kwijtschelding van de verhogingen tot ƒ 5.270 (IB/PVV 1995) en ƒ 1.672 (VB 1996);
- veroordeelt [de Inspecteur] in de proceskosten van belanghebbende en zijn echtgenote ten bedrage van € 1.120;
- gelast dat [de Inspecteur] het door belanghebbende en zijn echtgenote betaalde griffierecht van € 82 vergoedt;
- heropent het onderzoek ter voorbereiding op een nadere uitspraak over het verzoek om (immateriële) schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 van de Awb;”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam. Van belanghebbende is in hoger beroep een griffierecht geheven van in totaal € 115 voor de behandeling van beide zaken. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij uitspraak van 22 april 2014, nr. 12/00929 en 12/1060, de uitspraak van de rechtbank vernietigd, de navorderingsaanslagen, verhogingen en de beschikkingen heffingsrente vernietigd, de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van een bedrag aan proceskosten van € 2.922 en de teruggave gelast van het griffierecht van € 115.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën bij arrest van 1 mei 2015, nr. 14/02874, HR 1 mei 2015, nr. 14/02874, ECLI:NL:HR:2015:1105, gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof Den Haag.