Home

Gerechtshof Den Haag, 19-12-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3602, BK-17/00456

Gerechtshof Den Haag, 19-12-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3602, BK-17/00456

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
19 december 2017
Datum publicatie
22 december 2017
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2017:3602
Formele relaties
Zaaknummer
BK-17/00456

Inhoudsindicatie

Pseudo-eindheffing vertrekvergoeding is niet ‘devoid of reasonable foundation’ en met inachtneming van de ‘exceptionally wide margin of appreciation’ die de wetgever toekomt niet in strijd met art. 1 EP EVRM. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een disproportionele last op individueel niveau. Het Hof heeft er begrip voor dat belanghebbende het systeem van de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding als willekeurig en daardoor onrechtvaardig ervaart. Met belanghebbende en de Rechtbank is het Hof van oordeel dat de betaald voetbalsector in wezen niet kan voldoen aan de door de wetgever primair beoogde gedragsverandering. Voorts valt de verhoging van het tarief met een factor 2,5 tot 75% met ingang van 1 januari 2013 lastig te rijmen met de andere aan deze heffing ten grondslag liggende gedachte, te weten het bereiken van een evenwichtiger belastingheffing door het zwaarder belasten van excessieve beloningsbestanddelen, aangezien die evenwichtiger heffing vóór 2013 kennelijk al met een tarief van 30% werd bereikt. Anders dan de Rechtbank, ziet het Hof echter geen ruimte voor het oordeel dat de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding niet voldoet aan het proportionaliteitsbeginsel en daarom in strijd is met artikel 1 EP. Blijkens de jurisprudentie van het EHRM komt de wetgever immers een ‘exceptionally wide margin of appreciation’ toe bij zowel de beoordeling van wat in het algemeen belang is als bij de keuze van de middelen om dit belang te bereiken. De rechter zal de gemaakte afweging moeten respecteren, tenzij deze elke redelijke grond ontbeert (“is devoid of reasonable foundation”; zie EHRM 10 juni 2003, nr. 27793/95 (M.A.), ECLI:CE:ECHR:2003:0610DEC002779395). Het Hof komt dan ook tot de conclusie dat voor rechterlijk ingrijpen geen plaats is en dat het aan de wetgever is om eventueel een andere keuze te maken met betrekking tot (de vormgeving van) deze heffing.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-17/00456

Uitspraak van 19 december 2017

in het geding tussen:

[X] N.V. te [Z] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, de Inspecteur,

inzake het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 30 maart 2017, nummer SGR 16/4899 betreffende de onder 1.1 vermelde naheffingsaanslag.

Naheffingsaanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

Loop van het geding in hoger beroep

Vaststaande feiten

Oordeel van de Rechtbank

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing