Home

Gerechtshof Den Haag, 15-12-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3735, BK-17/00506

Gerechtshof Den Haag, 15-12-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3735, BK-17/00506

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
15 december 2017
Datum publicatie
21 december 2017
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2017:3735
Formele relaties
Zaaknummer
BK-17/00506

Inhoudsindicatie

Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de beslissing van de Rechtbank over de dwangsom. Belanghebbende heeft ter zitting het incidentele hoger beroep ingetrokken.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-17/00506

in het geding tussen:

en

op het hoger beroep van de heffingsambtenaar tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 20 april 2017, nr. ROT 16/754.

Procesverloop

1.1.

Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak [Y] te [A] voor het jaar 2015 vastgesteld en met betrekking tot de onroerende zaak is aan belanghebbende voor dat jaar een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente [A] opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 18 februari 2015 bezwaar gemaakt tegen de beschikking en de aanslag.

1.3.

Bij brief van 2 januari 2016 heeft belanghebbende de heffingsambtenaar in gebreke gesteld wegens het niet-tijdig beslissen op bezwaar.

1.4.

Bij brief van 28 januari 2016 heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank wegens het niet-tijdig beslissen op het bezwaar.

1.5.

Bij gezamenlijke uitspraak op bezwaar van 12 februari 2016 heeft de heffingsambtenaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.6.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, bepaald dat de heffingsambtenaar een dwangsom van € 550 is verschuldigd, de heffingsambtenaar veroordeeld tot een schadevergoeding van € 107,14, bepaald dat die betalingen dienen te geschieden binnen zes weken nadat de uitspraak openbaar is gemaakt, de heffingsambtenaar veroordeeld in de aan belanghebbende te betalen proceskosten van € 1.482 en bepaald dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het griffierecht van € 46 vergoedt.

1.7.

De heffingsambtenaar is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof.

1.8.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.

1.9.

De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad ter zitting van 24 november 2017. Partijen zijn verschenen.

1.10.

Ter zitting zijn ook de zaken van belanghebbende met de BK-nummers 17/00508, 17/00510, 17/0511, 17/00513, 17/00514 en 17/00517 t/m 17/00522, de zaken van

[B] met de BK-nummers 17/00507, 17/0509 en 17/00512, de zaken van [C] met de BK-nummers 17/00515 en 17/00516, de zaken van B.V. [D] ) met de BK-nummers 17/00541 en 17/00542 en de zaak van

[E] met het BK-nummer 17/00523 behandeld en, met instemming van partijen, geldt al wat in de ene zaak is aangevoerd en ingebracht ook, voor zover van toepassing, voor de andere zaken.

Feiten

2.1.

De heffingsambtenaar heeft belanghebbende bij brief van 21 december 2015 meegedeeld dat de termijn voor het doen van uitspraak op het bezwaar, onder verwijzing naar artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, met maximaal zes weken is verdaagd.

2.2.

Bij brief van 2 januari 2016, ontvangen op 5 januari 2016, heeft belanghebbende de heffingsambtenaar in gebreke gesteld wegens het niet-tijdig beslissen op bezwaar.

2.3.

Bij op 12 februari 2016 gedagtekende (gezamenlijke) uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

De Rechtbank

3. De Rechtbank heeft overwogen:

"(…)

6. (…) De in artikel 30, negende lid, van de Wet WOZ genoemde specialiteitsregel impliceert niet dat er cumulatief gebruik gemaakt kan worden van de termijn genoemd in de algemene regel van artikel 7:10 van de Awb. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde verdagingsbrief van 21 december 2015 de beslistermijn van artikel 30, negende lid, Wet WOZ, niet heeft verlengd. De beslistermijn van [de heffingsambtenaar] eindigde aldus op 31 december 2015 om 24.00 uur. [Belanghebbende] is ontvankelijk in zijn beroep en heeft [de heffingsambtenaar] terecht en tijdig in gebreke gesteld.

(…)"

Geschil en standpunten

Beoordeling

Proceskosten

Beslissing