Home

Gerechtshof Den Haag, 17-05-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1179, 000630-18

Gerechtshof Den Haag, 17-05-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1179, 000630-18

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
17 mei 2018
Datum publicatie
24 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2018:1179
Zaaknummer
000630-18

Inhoudsindicatie

De wrakingskamer overweegt dat de afwijzing van een verzoek om een extra termijn voor de aanvulling van gronden moet worden aangemerkt als processuele beslissing. Er is geen schijn van vooringenomenheid jegens verzoeker gewekt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 000630-18Rolnummer hoofdzaak : 17/00717 t/m17/00722

Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 17 mei 2018

inzake het verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de hoofdzaak met genoemd rolnummer van:

[X] ,

wonende te [Z] ,verzoeker.

Het geding

1. De bestuursrechtelijke procedure waarin verzoeker het bovenvermelde wrakingsverzoek heeft gedaan, is op 1 mei 2018 door de meervoudige belastingkamer van het Hof behandeld. Zitting hadden mr. G.J. van Leijenhorst, voorzitter, mr. E.M. Vrouwenvelder en mr. P.J.J. Vonk, raadsheren.

2. Bij mondeling verzoek van 1 mei 2018 heeft verzoeker een verzoek tot wraking van genoemde voorzitter en raadsheren gedaan (hierna ook: het verzoek).

3. Verzoeker heeft bij brief van 3 mei 2018, ontvangen door het Hof op 8 mei 2018, het verzoek nader gemotiveerd.

4. Bij schriftelijke reactie van 8 mei 2018 hebben de genoemde voorzitter en raadsheren de wrakingskamer meegedeeld niet te berusten in het verzoek tot wraking en een reactie gegeven op het wrakingsverzoek. Voorts hebben zij laten weten dat zij niet aanwezig zullen zijn bij de mondelinge behandeling van het verzoek en dat zij niet wensen te worden gehoord op het verzoek.

5. De wrakingskamer van het Hof, bestaande uit mr. M.E. Honée, voorzitter, mr. W.M.G. Visser en mr. K. Schaffels, raadsheren, heeft de mondelinge behandeling van het verzoek bepaald op 16 mei 2018. Verzoeker, alsmede de voorzitter en raadsheren wier wraking is verzocht, zijn van de behandeling op deze datum op de hoogte gebracht.

6. De wrakingskamer heeft het verzoek ter zitting van 16 mei 2018 behandeld. Verzoeker is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Verzoeker is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 8 mei 2018 aan verzoeker op het adres [Y] 3201 [Z] , onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens informatie op de website van PostNL is de vorenbedoelde brief op 11 mei 2018 bezorgd op het adres van verzoeker.

Het wrakingsverzoek

7. Verzoeker heeft aan het verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat in de onderliggende procedures zijn verzoek om een extra termijn voor het verder aanvullen van de gronden van zijn hoger beroep op de zitting van 1 mei 2018 is afgewezen. Hierbij heeft verzoeker aangevoerd dat hij door meerdere procedures bij meerdere gerechten niet in staat was zich degelijk voor te bereiden op de zitting van 1 mei 2018, gelet ook op de complexiteit van de materie. Voorts heeft verzoeker gesteld dat hij zich door de voorzitter van de belastingkamer onredelijk bejegend voelde, dat er geen oog voor zijn belangen was op de zitting en dat er weinig inlevingsvermogen is voor alle feiten en omstandigheden die ten grondslag hebben gelegen aan het verzoek om een extra termijn. De rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijk zal hierdoor schade lijden.

8. Voorafgaand aan de behandeling van het verzoek door de wrakingskamer hebben de raadsheren wier wraking is verzocht, schriftelijk hun reactie naar voren gebracht. Hierin hebben zij aangegeven niet in de wraking te berusten. De beslissing van de belastingkamer om de zitting niet uit te stellen is van procedurele aard die zij ter zitting aan verzoeker hebben gemotiveerd. Volgens de raadsheren valt niet in te zien dat door deze beslissing de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

Beslissing