Gerechtshof Den Haag, 03-07-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1657, BK-17/00904
Gerechtshof Den Haag, 03-07-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1657, BK-17/00904
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 3 juli 2018
- Datum publicatie
- 21 augustus 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:1657
- Zaaknummer
- BK-17/00904
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft voor het belastingjaar 2012 een Melding Milieu-investerings-aftrek/Willekeurige afschrijving (MIA/VAMIL) ingediend bij het Bureau Investeringsregelingen willekeurige afschrijvingen van de Belastingdienst Breda (Bureau IRWA), gericht op het verkrijgen van goedkeuring voor het toepassen van milieu-investeringsaftrek (MIA). Het Bureau IRWA heeft de belanghebbende, alsmede de Belastingdienst, bij brief ervan op de hoogte gesteld dat het meldingsformulier te laat is binnengekomen. In twee systemen van de Belastingdienst - Aanslagen Belasting Systeem (ABS) en Integraal Klant Beeld (IKB) – wordt melding gemaakt van de brief. Een vaktechnisch aangifteselecteur op het gebied van inkomensheffingen en tevens landbouw- en vastgoedspecialist beoordeelt mede aan de hand van een in ABS opgenomen behandelvoornemen of een aangifte voor automatische afdoening in aanmerking komt. In dit geval meldde het behandelvoornemen in Aanslagen Belasting Systeem het bestaan van de brief. De inhoud van die brief kan door de selecteur IKB worden opgeroepen. De aangifteselecteur alleen heeft gekeken in ABS en niet de inhoud van de brief in IKB-systeem geraadpleegd. De aangifteselecteur heeft de aangifte over 2012 van belanghebbende geselecteerd voor automatische afdoening. Op basis van de selectie zijn aan belanghebbende conform de aangifte de definitieve aanslagen IB/PVV en Zvw 2012 zijn opgelegd. Nadien zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw 2012 opgelegd, waarbij de aangegeven winst uit onderneming voor ondernemersaftrek werd gecorrigeerd met het bedrag van de investeringsaftrek. In geschil is primair of de Inspecteur op grond van artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelasting (Awr) bevoegd was om de navorderingsaanslagen op te leggen. Het Hof oordeelt dat in het onderhavig geval sprake is van een ambtelijk verzuim nu de Inspecteur, indien hij met een normale zorgvuldigheid kennis zou hebben genomen van de inhoud van de aangifte en mede gelet op de in de systemen van de Belastingdienst aanwezig brief van Bureau IRWA, aan de juistheid van de aangifte behoorde te twijfelen. Dit verwijtbaar onjuist inzicht van de Inspecteur in de feiten, resulteert erin dat navordering op basis van het aangehaalde wetsartikel niet mogelijk is.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-17/00904
Uitspraak van 3 juli 2018
in het geding tussen:
[X] te [Z] belanghebbende,
(gemachtigde: J.F.M. Zweekhorst)
en