Gerechtshof Den Haag, 01-08-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2011, BK-17/00949
Gerechtshof Den Haag, 01-08-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2011, BK-17/00949
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 1 augustus 2018
- Datum publicatie
- 15 augustus 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:2011
- Zaaknummer
- BK-17/00949
Inhoudsindicatie
Schenkbelasting. Belanghebbende heeft in 2014 € 10.354 ontvangen van Stichting X. In hoger beroep is uiteindelijk niet meer in geschil dat dat de aanslag schenkbelasting niet aan belanghebbende had moeten worden opgelegd omdat de bedragen zijn bestemd voor doorbetaling aan derden. Belanghebbende maakt aanspraak op vergoeding van integrale proceskosten. Het Hof overweegt dat Stichting X geen partij is zodat de door de haar gemaakte en niet aan belanghebbende doorberekende kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dat dit, naar de gemachtigde ter zitting heeft gesteld, onredelijk en onbillijk is – het Hof laat de juistheid van deze stelling overigens in het midden – brengt het Hof, gelet op art. 11 Wet algemene bepalingen, niet tot een ander oordeel.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-17/00949
het geding tussen:
(gemachtigde: P.W.A. Roekx)
en
(vertegenwoordigers: M.O. Tjon en M. Breemans)
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 november 2017, nummer SGR 17/4786, betreffende de onder 1.1 vermelde aanslag.
Aanslag en bezwaar en geding in eerste aanleg
De Inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag schenkbelasting opgelegd naar een belaste verkrijging van € 10.354 minus vrijstelling van € 2.092 is € 8.262.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is € 46 aan griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Ter zake daarvan is van haar een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 13 juli 2018, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in 2014 bijdragen van in totaal € 10.354 ontvangen van de [Y] Stichting (de Stichting). De bijdragen waren bestemd om te worden doorbetaald aan anderen. De Stichting heeft als doel het verstrekken van bijdragen en/of leningen aan kerkelijke, culturele, medische, sociale of algemeen nut beogende instellingen en/of personen die in financiële moeilijkheden verkeren of dreigen te verkeren, dan wel het verstrekken van bijdragen en/of leningen ten behoeve van de kosten van studie van personen, zulks in de meest uitgebreide zin des woords. De Stichting had de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI) als bedoeld in artikel 5b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Bij beschikking van 31 december 2013 is de ANBI-status met ingang van 10 december 2013 ingetrokken.
Ter zake van de in 3.1 vermelde bijdrage heeft de Inspecteur de aanslag opgelegd.
In het verweerschrift in hoger beroep heeft de Inspecteur het volgende vermeld:
“Op basis van de thans door belanghebbende aangeleverde bankafschriften (bijlagen 11 van het beroepschrift d.d. 21 december 2017), welke niet eerder door belanghebbende aan de inspecteur zijn verstrekt, komt de inspecteur tot de conclusie dat belanghebbende niet de begiftigde is doch de achterliggende personen en/of organisaties. Daarom zal de inspecteur de aanslag van € 2.478 alsnog verminderen naar nihil.”