Gerechtshof Den Haag, 01-08-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2012, BK-17/00964
Gerechtshof Den Haag, 01-08-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2012, BK-17/00964
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 1 augustus 2018
- Datum publicatie
- 15 augustus 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:2012
- Zaaknummer
- BK-17/00964
Inhoudsindicatie
Erfbelasting. Belanghebbende heeft geen recht op de verhoogde kindervrijstelling van art. 32, lid 1, ten 4e, onderdeel b, SW 1956. Erflater voorzag niet grotendeels in het levensonderhoud van belanghebbende; belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat er omstandigheden zijn die hem beletten de helft te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde personen van gelijke leeftijd in staat zijn te verdienen Het zijn van werkloze 60-plusser is geen ziekte of gebrek.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-17/00964
het geding tussen:
en
(vertegenwoordigers: V.A.C. van den Broek en L.R. Lard)
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 november 2017, nummer SGR 17/4863, de betreffende de onder 1.1 vermelde aanslag.
Aanslag en bezwaar en geding in eerste aanleg
De Inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag erfbelasting opgelegd naar een belaste erfrechtelijke verkrijging uit de nalatenschap van [Y] van € 39.820 minus vrijstelling van € 20.047 is € 19.773.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is € 46 aan griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Ter zake daarvan is van haar een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 13 juli 2018, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het Hof van belanghebbende op 24 juli 2018 een brief ontvangen. Het Hof heeft, gelet op de inhoud van deze brief, geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en heeft belanghebbende de brief teruggezonden.
Vaststaande feiten
[Y] , de vader van belanghebbende, is [in] 2015 overleden. Belanghebbende, geboren in 1956, is erfgenaam.
Belanghebbende is gehuwd. Zijn echtgenote was in 2015 in dienstbetrekking werkzaam. Belanghebbende, die de studie Algemene taalwetenschappen heeft afgerond, is in het verleden werkzaam geweest in verschillende functies. Hij was in 2015 en is nog steeds werkloos.
In 2015 heeft de vader aan belanghebbende vier maal een bedrag van € 1.500 geschonken en heeft één implantaat voor belanghebbende betaald. Verder gaf hij regelmatig iets aan belanghebbende.
De Inspecteur heeft ter zake van het aan belanghebbende toekomende erfdeel een aanslag erfbelasting opgelegd, berekend naar een totale verkrijging van € 39.820 en, na toepassing van een vrijstelling van € 20.047, een belaste verkrijging van € 19.773.
Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt, zich op het standpunt stellend dat hij recht heeft op de vrijstelling van artikel 32, eerste lid, ten 4º, onderdeel b, van de Successiewet 1956 (SW 1956) (de verhoogde kindervrijstelling). Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen
In geschil is of belanghebbende recht heeft op de verhoogde kindervrijstelling.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur in tegenovergestelde zin.
Voor hetgeen partijen ter ondersteuning van hun standpunt hebben aangevoerd verwijst het Hof naar de gedingstukken.