Home

Gerechtshof Den Haag, 01-08-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2013, BK-17/00886

Gerechtshof Den Haag, 01-08-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2013, BK-17/00886

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
1 augustus 2018
Datum publicatie
15 augustus 2018
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2018:2013
Zaaknummer
BK-17/00886

Inhoudsindicatie

Aanslag schenkbelasting en aanslag erfbelasting. De Rechtbank had het bezwaarschrift schenkbelasting moeten doorzenden aan de Inspecteur. Het Hof zal dit alsnog doen. Het Hof komt niet toe aan de beantwoording van de vraag of de Inspecteur op grond van besluit van 16 september 2013, nr. BLKB2013/1699M af had moeten zien van het opleggen van de aanslag schenkbelasting. Omdat belanghebbende de achternicht is van erflaatster, heeft de Inspecteur de verkrijging uit de nalatenschap van erflaatster terecht belast naar het derdentarief. Daaraan doet niet af dat de werkelijke relatie tussen erflaatster en belanghebbende veeleer die van oma en kleinkind was.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-17/00886

in het geding tussen:

en

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 5 oktober 2017, nummer SGR 17/3117.

Procesverloop

1.1.

Op 10 september 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende een aanslag in de schenkbelasting (de aanslag schenkbelasting) opgelegd ter zake van een belaste verkrijging ten bedrage van € 68.486 uit een schenking van [Y] (erflaatster). Belanghebbende heeft tegen de aanslag schenkbelasting geen bezwaar gemaakt.

1.2.

Op 18 augustus 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende een aanslag in de erfbelasting opgelegd ter zake van een belaste verkrijging ten bedrage van € 57.596 uit de nalatenschap van erflaatster (de aanslag erfbelasting). Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag erfbelasting is een beschikking gegeven waarbij € 353 belastingrente in rekening is gebracht (de beschikking belastingrente).

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de aanslag erfbelasting en de beschikking belastingrente bezwaar gemaakt. Bij uitspraak van 28 maart 2017 heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de aanslag erfbelasting ongegrond verklaard (de uitspraak op bezwaar). Op het bezwaar tegen de beschikking belastingrente heeft de Inspecteur niet beslist.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de aanslag schenkbelasting en tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake is een griffierrecht van € 46 geheven.

1.5.

De Rechtbank heeft het beroep voor zover het is gericht tegen de aanslag schenkbelasting niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Ter zake is een griffierecht van € 124 geheven.

1.7.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 13 juli 2018. Partijen zijn verschenen. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende is een achternicht van erflaatster. Erflaatster heeft de opvoeding van belanghebbende voor een belangrijk deel voor haar rekening genomen.

2.2.

Erflaatster heeft belanghebbende op 27 maart 2013 een bedrag van € 50.000, vrij van recht, geschonken. Op 29 oktober 2013 heeft erflaatster de zoon van belanghebbende een bedrag van € 2.000 geschonken.

2.3.

Op 16 juli 2013 heeft belanghebbende aangifte van de schenking van € 50.000 gedaan. Daarbij is vermeld dat de schenkbelasting door de schenker (erflaatster) wordt betaald.

2.4.

De Inspecteur heeft bij de vaststelling van de aanslag schenkbelasting het bedrag van de verkrijging, rekening houdend met de voor rekening van de schenker (erflaatster) gekomen schenkbelasting, bepaald op € 70.546. Na aftrek van een vrijstelling van € 2.057 bedroeg de belaste verkrijging € 68.489. Erflaatster heeft het bedrag van de aanslag schenkbelasting tijdig betaald.

2.5.

Bij testament van 9 september 2013 heeft erflaatster belanghebbende tot enig erfgenaam benoemd. Erflaatster is [in] 2014 overleden. Belanghebbende heeft de erfenis beneficiair aanvaard.

2.6.

Op 26 juli 2015 heeft de Inspecteur de aangifte voor de erfbelasting ontvangen. Het aangegeven zuiver saldo nalatenschap bedraagt € 59.690.

2.7.

Op 18 augustus 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende de aanslag erfbelasting opgelegd. De aanslag erfbelasting is berekend naar een verkrijging van € 57.596 (€ 59.690 -/- € 2 legaten / € 2.092 vrijstelling).

2.8.

Op 16 oktober 2017 heeft de Inspecteur een aangifte voor de schenkbelasting ontvangen ter zake van de onder 2.2. vermelde schenking door erflaatster van een bedrag van € 2.000 aan de zoon van belanghebbende.

2.9.

Ter zake van de op 29 oktober 2013 gedane schenking van € 2.000 is aan belanghebbende een aanslag in de schenkbelasting (aanslag zoon) opgelegd. Daartegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft op het bezwaar nog geen uitspraak gedaan.

2.10.

Bij besluit van 16 september 2013, nr. BLKB2013/1699M, Stcrt. 2013, nr. 27678, heeft de Staatssecretaris het volgende bepaald:

“3. (…)

Ik keur vooruitlopend op wetgeving onder voorwaarden goed dat het door artikel 33, aanhef en onderdelen 5°, 6° of 7°, van de Successiewet, van schenkbelasting vrijgestelde bedrag wordt verhoogd tot een bedrag van € 100.000. De goedkeuring geldt ook voor de schenking voor de aflossing van de restschuld vervreemde eigen woning. De goedkeuring geldt onder de volgende voorwaarden (…)

(…)

4. (…)

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Onderdeel 2 werkt terug tot 29 oktober 2012. Onderdeel 3 werkt terug tot 1 oktober 2013. Het besluit vervalt op 1 januari 2014.”

De Rechtbank

3. De Rechtbank heeft overwogen:

”Beoordeling van het geschil

10. Met betrekking tot de aanslag erfbelasting overweegt de rechtbank dat deze terecht en naar het juiste tarief is opgelegd. [Belanghebbende] is de achternicht van erflaatster. De verkrijging is daarom terecht belast naar het derdentarief. Dat [belanghebbende] en erflaatster de relatie beschouwden als één van oma en kleinkind, doet hieraan niet af.

11. Voor zover het beroep is gericht tegen de aanslag schenkbelasting overweegt de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Erflaatster heeft destijds een bedrag vrij van recht geschonken. Zij heeft hiervan aangifte gedaan. De aanslag is conform de aangifte aan erflaatster opgelegd. Erflaatster heeft tegen deze aanslag geen bezwaar gemaakt. De aanslag staat daarom onherroepelijk vast. Met betrekking tot de stelling van [belanghebbende] dat destijds geen bezwaar is gemaakt tegen de aanslag schenkbelasting omdat medewerkers van de Belastingtelefoon foutieve informatie hebben gegeven, overweegt de rechtbank dat op het aanslagbiljet duidelijk is vermeld dat, en op welke wijze en binnen welke termijn, bezwaar kan worden gemaakt tegen de aanslag. Dat erflaatster desondanks geen bezwaar heeft gemaakt, kan de Belastingdienst niet worden tegengeworpen.

12. Verder overweegt de rechtbank dat het niet mogelijk is om op een schenking, waarvan vaststaat dat deze al in maart 2013 – dus vóór de invoering van de verruimde vrijstelling voor de eigen woning – heeft plaatsgevonden gelet op de aangifte en de reeds betaalde schenkbelasting, alsnog die later ingevoerde, verruimde vrijstelling toe te passen.

13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep voor zover het is gericht tegen de aanslag schenkbelasting niet-ontvankelijk te worden verklaard en dient het beroep voor het overige ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. (…)”

Geschil en standpunten

Beoordeling

Proceskosten en griffierecht

Beslissing