Gerechtshof Den Haag, 02-10-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2617, BK-18/00534 en BK-18/00535
Gerechtshof Den Haag, 02-10-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2617, BK-18/00534 en BK-18/00535
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 2 oktober 2018
- Datum publicatie
- 10 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:2617
- Zaaknummer
- BK-18/00534 en BK-18/00535
Inhoudsindicatie
Rijnvarende met in Cyprus gevestigde werkgever is werkzaam op schepen in de Rijnstaten in 2012 en 2013. De SVB heeft een E101-verklaring voor Nederland afgegeven omdat zij na onderzoek tot de conclusie is gekomen dat belanghebbende meer dan 25% van de werktijd in Nederland heeft gevaren. Hof Den Haag oordeelt dat belanghebbende in Nederland verzekerd en premieplichtig is voor de volksverzekeringen. De Nederlandse belastingrechter is aan de verklaring, hoewel nog niet onherroepelijk, gebonden zolang deze niet is ingetrokken. De Rechtbank heeft het verzoek om immateriële schadevergoeding voor de lange duur van de bezwaarfase terecht afgewezen omdat de gemachtigde heeft ingestemd met het verzoek van de Inspecteur uitstel te verlenen voor het doen van uitspraak op bezwaar (art. 7:10 Awb). Alsdan is sprake van een bijzondere omstandigheid die de redelijke termijn verlengt.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-18/00534 en BK-18/00535
Uitspraak van 2 oktober 2018
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: M.J. van Dam)
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, de Inspecteur,
(vertegenwoordigers: J.A. Harmsen en M.J. in ’t Veld)
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 februari 2018, nummers SGR 17/6489 en SGR 17/6491, betreffende de onder 1.1 en 1.2 vermelde aanslagen en beschikkingen.