Gerechtshof Den Haag, 25-09-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2618, BK-18/00355 en BK-18/00356
Gerechtshof Den Haag, 25-09-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2618, BK-18/00355 en BK-18/00356
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 25 september 2018
- Datum publicatie
- 11 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:2618
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2017:15574, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:789
- Zaaknummer
- BK-18/00355 en BK-18/00356
Inhoudsindicatie
Het Hof wijst het verzoek om aanhouding van de mondelinge behandeling af. Belanghebbende is niet in zijn procespositie geschaad. De gemachtigde heeft inhoudelijk pleidooi gehouden. Het Hof wijst het verzoek om aanhouding voor getuigenverhoor af. Belanghebbende heeft in de procedure voor de Rechtbank geen enkele poging ondernomen de getuigen mee te brengen. Hij is ook niet in contact met hen getreden om langs andere weg met schriftelijk bewijs te komen. Dat is in hoger beroep zo gebleven. De Inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat belanghebbende een aanzienlijk groter bedrag aan uitgaven heeft gedaan dan hij aan inkomsten uit de handel in hennep dan wel andere bron van inkomen heeft aangegeven. Belanghebbende heeft voor de jaren 2010 t/m 2012 niet de vereiste aangifte gedaan. De Inspecteur heeft de inkomsten in redelijkheid geschat en belanghebbende heeft niet aangetoond dat de schattingen onjuist zijn. De vergrijpboete is terecht opgelegd en wordt niet verder verminderd omdat de redelijke termijn in hoger beroep niet is overschreden.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-18/00355 en BK-18/00356
uitspraak van 25 september 2018
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: J.M. Lintz)
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,
(vertegenwoordigers: E.S.S. Lachmansingh en M. ’t Mannetje)
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 27 december 2017, nummers SGR 17/5009 en SGR 17/5013 betreffende de onder 1.1. vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen.
Navorderingsaanslagen, beschikkingen, verzoek, bezwaar en geding in eerste aanleg
De Inspecteur heeft op 10 mei 2014 aan belanghebbende voor het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 103.736 en een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage premie Zorgverzekeringswet (Zvw) naar het maximum bijdrage-inkomen van € 33.189 opgelegd. Bij gelijktijdig met de navorderingsaanslag IB/PVV gegeven beschikkingen is een vergrijpboete opgelegd van € 21.760 en is € 4.072 aan heffingsrente in rekening gebracht. Bij gelijktijdig met de navorderingaanslag Zvw gegeven beschikking is € 128 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juni 2017 de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 95.278, de vergrijpboete verminderd tot € 16.802 en de beschikking heffingsrente gehandhaafd. Bij uitspraak op bezwaar van 31 mei 2017 zijn de navorderingsaanslag Zvw 2010 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente gehandhaafd.
De Rechtbank heeft de beroepen tegen de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente ongegrond verklaard, het beroep tegen de boetebeschikking gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar voor zover deze de boetebeschikking betreft vernietigd, de boete verminderd tot € 13.441, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.977 en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.