Home

Gerechtshof Den Haag, 21-09-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2666, BK-18/00405 en BK-18/00513

Gerechtshof Den Haag, 21-09-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2666, BK-18/00405 en BK-18/00513

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
21 september 2018
Datum publicatie
18 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2018:2666
Zaaknummer
BK-18/00405 en BK-18/00513

Inhoudsindicatie

Naar het oordeel van het Hof heeft de rechtbank de beroepen van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-18/00405 en BK-18/00513

in het geding tussen:

en

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 11 januari 2018, nummers SGR 16/7154 en SGR 17/3763.

Procesverloop

1.1.

Belanghebbende heeft met betrekking tot een beslissing van de Inspecteur geen dwangsom te zijn verschuldigd - bij beschikking van 6 februari 2017 is alsnog een dwangsom van € 1.260 toegekend - en tegen de beslissingen die de Inspecteur bij brieven van 20 en 25 april 2017 heeft genomen beroep bij de Rechtbank ingesteld. In de zaak SGR 16/7154 is geen griffierecht en in de zaak SGR 17/3763 is een griffierecht van € 168 geheven.

1.2.

De Rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 253 is geheven.

1.4.

De Inspecteur heeft twee verweerschriften ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in Den Haag ter zitting van 14 september 2018. Partijen zijn verschenen.

1.6.

Na de sluiting van het onderzoek heeft het Hof van belanghebbende op 17 september 2018 een brief ontvangen. De inhoud van de brief geeft het Hof geen aanleiding, ook al omdat het Hof ter zitting het verzoek nog een cijfermatig overzicht te mogen indienen uitdrukkelijk heeft afgewezen, het onderzoek te heropenen.

Feiten

2.1.

Na de eerste zitting bij de Rechtbank (28 maart 2017) heeft belanghebbende bij schriftelijke verzoeken van 10 april 2017 de Inspecteur gevraagd teruggaaf te verlenen van € 15.534 aan omzetbelasting (tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 maart 2009) en van € 6.000 aan omzetbelasting (tijdvak 2006).

2.2.

Bij brieven van 20 en 25 april 2017 heeft de Inspecteur uitgelegd waarom en beslist dat niet aan de teruggaafverzoeken wordt voldaan.

De Rechtbank

3. De Rechtbank heeft overwogen:

"Procesverloop

Bij beschikking van 21 april 2016 heeft [de Inspecteur] beslist dat geen dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb verschuldigd is. [De Inspecteur] heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2016 het tegen de beschikking gerichte bezwaar afgewezen. [Belanghebbende] heeft daartegen beroep ingesteld. Daaraan is het zaaknummer SGR 16/7154 toegekend. (…) Bij beschikking van 6 februari 2017 heeft [de Inspecteur] alsnog vastgesteld dat een dwangsom verschuldigd is. De toegekende dwangsom bedraagt € 1.260. (…) Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2017 te Den Haag. (…) Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst teneinde een mediationprocedure in gang te zetten. Bij brief van 30 mei 2017 heeft [belanghebbende] beroep ingesteld tegen in de brieven van [de Inspecteur] van 20 april 2017 en 25 april 2017 vermelde beslissingen (de beslissingen). Aan dit beroep is het zaaknummer SGR 17/3763 toegekend. (…) Nadat is gebleken dat is afgezien van mediation heeft op 23 november 2017 een nadere zitting plaatsgevonden, waarop beide beroepen zijn behandeld. (…)

Overwegingen

Beoordeling van het geschil

SGR 16/7154

1. Al hetgeen [belanghebbende] in de stukken en ter zittingen naar voren heeft gebracht laat onverlet dat [de Inspecteur] bij beschikking op 6 februari 2017 alsnog een dwangsom heeft verbeurd van € 1.260. Daarmee is [de Inspecteur] aan de bezwaren van [belanghebbende] tegemoetgekomen.

2. Gezien het voorgaande heeft [belanghebbende] geen belang meer bij zijn beroep omdat dit hem niet in een betere positie kan brengen. Daarom zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

SGR 17/3763

3. In de brieven van 20 april 2017 en 25 april 2017 heeft [de Inspecteur] vermeld dat niet wordt voldaan aan de verzoeken van [belanghebbende] om suppleties omzetbelasting te verlenen over de tijdvakken 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 en 1 januari 2009 tot en met 31 maart 2009. [Belanghebbende] stelt zich op het standpunt dat de beslissingen schriftelijke weigeringen zijn om een besluit te nemen en op grond van het bepaalde in artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelijkgesteld dienen te worden wordt met besluiten waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld. [Belanghebbende] verzoekt de rechtbank om het beroep in behandeling te nemen.

4. Nog daargelaten of [belanghebbende] kan worden ontvangen in het beroep op grond van het bepaalde in artikel 6:2 van de Awb overweegt de rechtbank het volgende.

Teruggave tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006

5. De rechtbank stelt vast dat tot de stukken geen teruggaafverzoek inzake bovenvermeld tijdvak behoort. [De Inspecteur] heeft gesteld, niet dan wel onvoldoende weersproken door [belanghebbende], dat aan [belanghebbende] bij brief van 14 juni 2012 is bericht dat een teruggaafverzoek betreffende bovenvermeld tijdvak niet bekend was en dat [belanghebbende] niet heeft gereageerd op het in die brief vermelde verzoek aan hem om een duplicaat daarvan te overleggen. Gelet op het vorenstaande en het ontbreken van een uitspraak op bezwaar verklaart de rechtbank het beroep voor zover het betrekking heeft op bovenvermeld tijdvak niet-ontvankelijk.

Teruggave tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 maart 2009

6. De rechtbank stelt vast dat inzake het betreffende tijdvak deze rechtbank bij uitspraak van 12 december 2016 met zaaknummer 16/5918, ECLI:NL:RBDHA:2016:15741 heeft beslist dat [de Inspecteur] het verzoek om teruggaaf terecht heeft afgewezen en dat de rechtbank het beroep van [belanghebbende] ongegrond heeft verklaard. In hoger beroep heeft het gerechtshof Den Haag bij uitspraak van 21 april 2017, met zaaknummer BK-16/00601, ECLI:NL:GHDHA:2017:3338 de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Daartegen heeft [belanghebbende] cassatie ingesteld. Gelet op het vorenstaande verklaart de rechtbank het beroep voor zover het betrekking heeft op bovenvermeld tijdvak niet-ontvankelijk.

7. Gelet op wat hiervoor is overwogen dienen de beroepen niet-ontvankelijk te worden verklaard.

8. [ De Inspecteur] heeft, in verband met het feit dat gedurende de loop van de procedure alsnog is overgegaan tot het verbeuren van de dwangsom, verklaard bereid te zijn aan [belanghebbende] het griffierecht te vergoeden in het beroep met het zaaknummer SGR 16/7154. Daaromtrent stelt de rechtbank vast dat uit de stukken blijkt dat is beslist dat [belanghebbende] wegens betalingsonmacht geen griffierecht verschuldigd is.

Proceskosten

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

(…)"

Geschil en standpunten

Beoordeling

Proceskosten

Beslissing