Gerechtshof Den Haag, 13-11-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3124, BK-18/00368
Gerechtshof Den Haag, 13-11-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3124, BK-18/00368
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 13 november 2018
- Datum publicatie
- 22 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:3124
- Zaaknummer
- BK-18/00368
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft met zijn vader in 2011 een maatschap opgericht die zich richt op het houden van runderen voor de slacht. In 2016 heeft de eerste slacht en hebben de eerste verkopen van vleespakketten plaatsgevonden. In de jaren 2011 tot en met 2017 waren de activiteiten van de maatschap verliesgevend. Het hof komt tot het oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat in 2012 sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Ook de stelling van de Inspecteur dat in 2012 geen sprake is van deelname aan het economische verkeer slaagt.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-18/00368
Uitspraak van 13 november 2018
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: A.J.J. van den Berge)
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, de Inspecteur,
(vertegenwoordiger: M.J.B. Guiljam),
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 11 januari 2018, nummer SGR 17/5195, betreffende de hierna vermelde aanslag en beschikking.