Gerechtshof Den Haag, 16-10-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3125, BK-18/00018
Gerechtshof Den Haag, 16-10-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3125, BK-18/00018
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 16 oktober 2018
- Datum publicatie
- 22 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:3125
- Zaaknummer
- BK-18/00018
Inhoudsindicatie
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de heffing van belasting over het forfaitair bepaald belastbaar inkomen uit sparen en beleggen onrechtmatig is. Daartoe voert zij aan dat niet het werkelijk genoten voordeel uit sparen en beleggen wordt belast, maar een voordeel ter grootte van een bepaald percentage (in het onderhavige jaar: vier percent) van de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden. Belastingplichtigen, die het normrendement van 4% willen halen, worden de facto gedwongen risicovol te beleggen. Deze dwang is ongerechtvaardigd. Voorts stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de heffing van 30% inkomstenbelasting over een forfaitair rendement van 4% van de rendementsgrondslag (hierna: de box 3-heffing) voor haar en de partner leidt tot een individuele buitensporige last. Het Hof vat de standpunten van belanghebbende op als strekkende ten betoge dat de box 3-heffing onverenigbaar is met het gelijkheidsbeginsel van het EVRM en/of met het recht op het ongestoord genot van eigendom van artikel 1 EP EVRM. Dit nu de rechter recht moet spreken volgens de wet en in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wet mag beoordelen. Het Hof beslist dat voor zover als gevolg van de keuze voor de box 3-heffing sprake is van een gelijke, althans onvoldoende ongelijke, behandeling van ongelijke gevallen, de wetgever in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat voor die behandeling uit het oogpunt van eenvoud, uitvoerbaarheid en het voorkomen van belastingontwijking een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Er is dan ook geen sprake van een verboden discriminatie. Verder beslist het Hof dat zowel op regelgevend niveau als op individueel niveau sprake is van een fair balance. Er is geen sprake van een individuele buitensporige last.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-18/00018
Uitspraak van 16 oktober 2018
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: E.J. de Vries)
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,
(vertegenwoordiger: C.M. Zijlstra-de Berg)
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 23 november 2017, nummer SGR 17/4104, betreffende na te vermelden aanslag.