Gerechtshof Den Haag, 30-11-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3446, BK-18/00830 t/m BK-18/00834
Gerechtshof Den Haag, 30-11-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3446, BK-18/00830 t/m BK-18/00834
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 30 november 2018
- Datum publicatie
- 19 december 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:3446
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2018:6113, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-18/00830 t/m BK-18/00834
Inhoudsindicatie
In hoger beroep is in geschil of de beslissing van de Rechtbank kan worden gevolgd en, zo het Hof deze niet volgt, of de waarde van de onroerende zaken op een juist bedrag is vastgesteld, welke vragen de heffingsambtenaar bevestigend en belanghebbende ontkennend beantwoordt.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-18/00830 t/m BK-18/00834
in het geding tussen:
en
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 27 juli 2018, met de nrs. ROT 18/1074, ROT 18/1075, ROT 18/1076, ROT 18/1077 en ROT 18/1079.
Procesverloop
Bij beschikkingen als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken heeft de heffingsambtenaar de waarden van de navolgende onroerende zaken te Rotterdam per waardepeildatum 1 januari 2016 en voor het belastingjaar 2017 vastgesteld op:
- € 893.000 voor [A] (ROT 18/1074) (BK-18/00830);
- € 1.946.000 voor [B] (ROT 18/1075) (BK-18/00831);
- € 1.366.000 voor [C] (ROT 18/1076) (BK-18/00832);
- € 1.162.000 voor [D] (ROT 18/1077) (BK-18/00833); en
- € 578.000 voor [E] (ROT 18/1079) (BK-18/00834).
Bij uitspraken op bezwaar van 26 februari 2018 heeft de heffingsambtenaar de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 46 is geheven (ROT 18/1079).
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad in Den Haag ter zitting van het Hof van 2 november 2018. Partijen zijn verschenen. Deze zaken zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaken BK-18/00560 t/m BK-18/00565. Wat in ieder van de zaken is aangevoerd, geldt als aangevoerd in alle zaken.
Feiten
Belanghebbende is op 1 januari 2017 eigenaar van de onroerende zaken.
Op 11 april 2017 heeft een hoorzitting plaatsgevonden waarbij de gemachtigde van belanghebbende geen concrete waarden van deze als winkels annex verkoopruimten in gebruik zijnde onroerende zaken heeft bepleit.
Het van de door de gemachtigde van belanghebbende bijgewoonde hoorzitting gemaakte verslag vermeldt:
”(…)
Verslag hoorzitting
Datum en tijd: 11 april 2017 van 10.30 uur tot 12;15 uur
Plaats: Kantoor Belastingen Rotterdam, […]
Aanwezig namens belanghebbende(n): [Y]
Aanwezig namens gemeente: Dhr. [F] (taxateur niet-woningen)
Mw. [G] (taxateur woningen)
Mw. [H] (notulist)
Onderwerp:
Onderwerp van de hoorzitting betreft de bezwaarschriften ingediend door [I] tegen de waardevaststelling van diverse objecten voor het jaar 2017 naar waardepeildatum 1 januari 2016.
Tijdens de hoorzitting heeft dhr. [Y] (hierna te noemen [I] ) nadrukkelijk aangegeven dat de waarden van de woningen consistent moet worden doorgevoerd.
Aan het begin van de hoorzitting heeft dhr [Y] nadrukkelijk bevestigd dat de hoorzitting niet lijdt tot hogere waarden.
Tijdens de hoorzitting zijn de volgende punten besproken:
Woningen
(…)
Niet Woningen
(…)
[E]
Kapitalisatiefactor is 11,8
Toegezegd dat gegevens worden opgestuurd over de tot stand komen van de waarde.
[A] , [B] , [C] en [D]
Toegezegd dat gegevens worden opgestuurd over de tot stand komen van de waarde.
Gemaakte afspraken
1. (…)
2. Belastingen Rotterdam stuurt de berekening van de kapitalisatiefactor van alle in dit hoorverslag genoemde objecten aan de [A]
3. Na ontvangst van de berekeningen van de kapitalisatiefactoren dient [I] binnen twee weken een standpunt in te nemen over de waarde of het intrekken van bezwaar.
Indien u niet binnen twee weken na dagtekening van deze brief reageert op het hoorverslag zal Belastingen Rotterdam overgaan tot het doen van uitspraak op bezwaar.
(…)”
De Rechtbank
3. De Rechtbank heeft overwogen:
”(…)
Overwegingen
1. In zijn beroepschriften heeft [belanghebbende] telkens gesteld dat de waarde (aanzienlijk) lager dient te worden vastgesteld. In zijn brieven, gedateerd 12 juli 2018 en ontvangen 17 juli 2018, voert hij als reactie op het verweerschrift en het taxatierapport van [de heffingsambtenaar] van 14 februari 2018 aan dat de waarde aanzienlijk hoger (te weten per object € 600.000,-) dient te worden vastgesteld. De rechtbank acht de standpuntwijziging binnen de tiendagentermijn in strijd met de goede procesorde. Ook omdat [belanghebbende] in alle zaken refereert aan een eigen verkoopcijfer, afgeleid uit een transactie die al veel eerder, najaar 2017, heeft plaatsgevonden en hij de onderliggende stukken van deze transactie niet heeft ingezonden. Daarnaast heeft hij op een dusdanig korte termijn voor de zitting vanwege die transactie een hogere waarde aan de onroerende zaken gekoppeld dat het voor [de heffingsambtenaar] niet mogelijk was om te reageren en om te kijken wat de consequenties daarvan zijn voor de waarde waarbij onder meer de vraag speelt of de verkoop onder normale of bijzondere omstandigheden plaatsvond.
2. Ter zitting heeft [belanghebbende] aangegeven dat in alle zaken uitsluitend de beroepsgrond aan de orde is dat de waarde te laag is en waarom. De overige, eerder aangevoerde gronden heeft hij ter zitting ingetrokken. Nu de rechtbank de standpuntwijziging in strijd acht met de goede procesorde en niet gebleken is dat [belanghebbende] de door hem aangevoerde transactie niet eerder in het geding had kunnen inbrengen, dient dit standpunt buiten beschouwing te worden gelaten. Dat betekent dat er geen sprake meer is van inhoudelijk te beoordelen beroepen. De beroepen zijn ongegrond.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
(…)”