Gerechtshof Den Haag, 27-11-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3478, BK-18/00403
Gerechtshof Den Haag, 27-11-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3478, BK-18/00403
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 27 november 2018
- Datum publicatie
- 20 december 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:3478
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1066
- Zaaknummer
- BK-18/00403
Inhoudsindicatie
De Rechtbank diende te beslissen of belanghebbende recht had op een hogere pkv voor de bezwaarfase dan die welke de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar had toegekend en heeft het beroep reeds om die reden ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De Inspecteur heeft teruggaaf Bpm in bezwaar verleend zonder belanghebbende te horen en een forfaitaire kostenvergoeding toegekend. De hoorplicht in bezwaar geldt niet als de Inspecteur volledig tegemoet komt d.w.z. “volledig aan het bezwaar gericht tegen het primaire besluit tegemoet wordt gekomen”. Het bezwaar kan zich alleen richten tegen het primaire besluit, de kostenbeslissing is immers op het moment dat bezwaar wordt ingesteld nog niet genomen. Indien en voor zover belanghebbende verzoekt om een hogere rentevergoeding dan is voorzien in art. 30ha Awr, komt dit verzoek niet voor inwilliging in aanmerking. Bij teruggaaf van niet-onverschuldigd betaalde BPM wegens uitvoer bestaat geen ander of ruimer recht op rentevergoeding dan is voorzien in art. 30ha Awr.
Voor zover belanghebbende stelt dat recht bestaat op een hogere rentevergoeding dan is voorzien in art. 28c IW 1990 en dat dit artikel onverbindend dient te worden verklaard geldt dat deze stelling in deze procedure niet aan de orde kan komen, reeds omdat belanghebbende ter zake eerst een verzoek dient te doen bij de bevoegde ontvanger.
Het Hof wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af omdat de redelijke termijn in bezwaar en beroep niet is overschreden.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-18/00403
uitspraak van 27 november 2018
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigden: A.F.M.J. Verhoeven en M.P.C. van Limpt)
en
de inspecteur van de Belastingdienst, Centrale administratieve processen Team auto/BPM Doetinchem, de Inspecteur,
(vertegenwoordigers: J.J.G. Claassens en E.G.M. Schepper)
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 januari 2018, nummer SGR 17/4859.
Afwijzing verzoek teruggaaf, bezwaar en geding in eerste aanleg
De Inspecteur heeft op 2 november 2016 het verzoek van belanghebbende van 20 april 2016 tot teruggaaf belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) van € 2.037 afgewezen.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. Van belanghebbende is € 168 aan griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.