Gerechtshof Den Haag, 27-11-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3522, BK-18/00401
Gerechtshof Den Haag, 27-11-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3522, BK-18/00401
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 27 november 2018
- Datum publicatie
- 20 december 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:3522
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1065
- Zaaknummer
- BK-18/00401
Inhoudsindicatie
De Rechtbank heeft, aangezien zij diende te beslissen of belanghebbende recht had op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase, het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Er is sprake van een beslissing die de rechtbank bij haar uitspraak kan nemen, waardoor belanghebbende in een betere positie kan komen. Ingeval het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat de naheffingsaanslag is vernietigd en daarbij een forfaitaire kostenvergoeding is toegekend, zou de op zichzelf gerechtvaardigde vraag of sprake is een zodanige termijnoverschrijding in de bezwaarfase dat recht bestaat op een immateriële schadevergoeding niet meer door de rechter kunnen worden beoordeeld. Dit kan niet worden aanvaard. Belanghebbende heeft in beroep verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Dit verzoek had de Rechtbank niet onbesproken mogen laten. De Rechtbank heeft op 30 januari 2018, nr. SGR 17/3921, betreffende het bezwaar tegen de voldoening op aangifte Bpm van dezelfde auto, waarbij tegelijk bezwaar was gemaakt tegen de naheffingsaanslag en het bezwaar hetzelfde onderwerp betrof, namelijk het vaststellen van het afschrijvingspercentage om de Bpm te berekenen, en de procedure in bezwaar en beroep gelijk opgingen, geoordeeld dat de redelijke termijn is overschreden met afgerond 1,5 jaar en heeft daarvoor € 1.500 aan vergoeding toegekend. In dit geval is eveneens sprake van een termijnoverschrijding van afgerond 1,5 jaar. Het Hof kent nu niet afzonderlijk een immateriële schadevergoeding toe en wijst het verzoek om bovenop de reeds in de zaak SGR 17/3921 (BK-18/00402) toegekende vergoeding nogmaals een vergoeding toe te kennen, af. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag Bpm in bezwaar zonder belanghebbende te horen vernietigd en een forfaitaire kostenvergoeding toegekend. De hoorplicht in bezwaar geldt niet als de Inspecteur volledig tegemoet komt d.w.z. “volledig aan het bezwaar gericht tegen het primaire besluit tegemoet wordt gekomen”. Het bezwaar kan zich alleen richten tegen het primaire besluit, de kostenbeslissing is immers op het moment dat bezwaar wordt ingesteld nog niet genomen. Het Hof is zonder een beslissing van de ontvanger over een verzoek om vergoeding van Irimie-rente niet bevoegd te oordelen omtrent een dergelijk verzoek vanwege de onmiddellijke werking van artikel 28c IW 1990, welke regeling als lex specialis voorrang heeft.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-18/00401
uitspraak van 27 november 2018
in het geding tussen:
[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigden: A.F.M.J. Verhoeven en M.P.C. van Limpt)
en
de inspecteur van de Belastingdienst, Centrale administratieve processen Team auto/BPM Doetinchem, de Inspecteur,
(vertegenwoordigers: J.J.G. Claassens en E.G.M. Schepper)
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 januari 2018, nummer SGR 17/3920.
Naheffingsaanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
De Inspecteur heeft op 31 december 2014 aan belanghebbende ter zake van de registratie in het Nederlandse kentekenregister van een vanuit een andere lidstaat afkomstige personenauto een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 2.849.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag vernietigd en een forfaitaire proceskostenvergoeding toegekend.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.