Gerechtshof Den Haag, 14-03-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:483, BK-17/00902
Gerechtshof Den Haag, 14-03-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:483, BK-17/00902
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 14 maart 2018
- Datum publicatie
- 15 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2018:483
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1365
- Zaaknummer
- BK-17/00902
Inhoudsindicatie
Met hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd heeft hij twijfel aan de onder de 2.3. geschetste gang van zaken gewekt. Omdat die gang van zaken ten grondslag ligt aan het door belanghebbende in verzet bestreden oordeel van het Hof dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en van kennelijke niet-ontvankelijkheid slechts sprake is indien daarover in redelijkheid geen twijfel mogelijk is (MvT Parl. Gesch Awb II, p. 450), zal het Hof het verzet gegrond verklaren.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-17/00902
Uitspraak van 14 maart 2018
op het verzet van [X] te [Z] tegen de onder 1.1 vermelde uitspraak.
Uitspraak en verzet
Belanghebbende heeft verzet gedaan tegen de uitspraak na vereenvoudigde behandeling van de enkelvoudige kamer van dit Hof van 5 januari 2018, waarbij het hoger beroep niet‑ontvankelijk is verklaard.
Het Hof heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld op de zitting van 28 februari 2018 over het verzet te worden gehoord. Belanghebbende is daar, met mededeling vooraf, niet verschenen.
Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 24 november 2017 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 oktober 2017, nr. SGR 17/3267, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2013. In het hoger beroepschrift heeft belanghebbende vermeld dat hij het niet eens is met het ongegrond verklaren van het beroep.
De griffier heeft belanghebbende bij brief van 24 november 2017, geadresseerd aan het door belanghebbende opgegeven adres, [Y] te [Z] , erop gewezen dat in het hoger beroepschrift niet de gronden van het hoger beroep zijn vermeld, dat wil zeggen dat belanghebbende niet duidelijk heeft vermeld waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende is daarbij in de gelegenheid gesteld dit verzuim uiterlijk op 22 december 2017 te herstellen. Verder is in de brief vermeld dat wanneer hij dit verzuim niet heeft hersteld, het hoger beroep niet ontvankelijk kan worden verklaard.
PostNL heeft het Hof de volgende informatie over de bezorging van de brief van 24 november 2017 verstrekt. De brief is op 25 november 2017 tevergeefs op het adres van belanghebbende aangeboden. Daarbij is het bericht “We hebben u gemist, wij komen nog een keer” achtergelaten. Twee dagen later, op 27 november 2017, is de brief opnieuw aangeboden. Op verzoek van de persoon die bij die gelegenheid getekend heeft voor de ontvangst van de brief – door PostNL ‘ontvanger’ genoemd en aangeduid als “ [Y] ’ [Z] ”, het adres van belanghebbende – is de brief vervolgens naar de afhaallocatie [A] te [Z] gebracht. Daar was de zending vanaf 28 november 2017 af te halen. Op 13 december 2017 is geconstateerd dat de brief niet was afgehaald en is deze retour gezonden aan de afzender (het Hof).
De brief van 24 november 2017 is, naar blijkt uit de op de envelop geplaatste datumstempels, op 4 januari 2018 ingekomen bij de griffie van de Rechtbank en vervolgens op dezelfde dag bij de griffie van het Hof. Op de envelop is een sticker geplakt waarop is aangegeven: “Retour” en “niet afgehaald/geweigerd”.