Gerechtshof Den Haag, 20-02-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1255, BK-18/00664 t/m BK-18/00666
Gerechtshof Den Haag, 20-02-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1255, BK-18/00664 t/m BK-18/00666
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 20 februari 2019
- Datum publicatie
- 28 mei 2019
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2019:1255
- Zaaknummer
- BK-18/00664 t/m BK-18/00666
Inhoudsindicatie
In hoger beroep is in geschil of de Rechtbank de beroepen betreffende de jaren 2008 en 2009 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voorts is tussen partijen in geschil of de navorderingsaanslagen naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend. De correcties betreffende de accountantskosten en de giften zijn tussen partijen niet in geschil.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-18/00664 t/m BK-18/00666
in het geding tussen:
(gemachtigde: [A] )
en
(vertegenwoordigers: [B] , [C] en [D] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank den Haag (de Rechtbank) van 4 april 2018, nummers SGR 17/7481 t/m SGR 17/7483.
Procesverloop
BK-18/00664
Aan belanghebbende is over het jaar 2008 een navorderingaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 250.088. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is aan belanghebbende een bedrag van € 2.284 aan heffingsrente in rekening gebracht.
BK-18/00665
Aan belanghebbende is over het jaar 2009 een navorderingaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 213.988. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is aan belanghebbende een bedrag van € 3.561 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 5.640.
BK-18/00666
Aan belanghebbende is over het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 207.219. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is aan belanghebbende een bedrag van € 5.663 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 3.198.
Alle zaken
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de navorderingsaanslagen over de jaren 2008 en 2009 en de daarbij gegeven beschikkingen afgewezen. Het bezwaar tegen de navorderingsaanslag over het jaar 2010 en de daarbij gegeven beschikkingen heeft de Inspecteur slechts toegewezen met betrekking tot de vergrijpboete voor dat jaar; deze is verminderd tot op € 3.057.
Belanghebbende heeft tegen voormelde uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 333. De Rechtbank heeft de beroepen betreffende de jaren 2008 en 2009 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep betreffende het jaar 2010 ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van de uitspraken van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier eenmaal een griffierecht geheven van € 508. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 januari 2019. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Belanghebbende is opgericht in 1990 en heeft haar statutaire zetel in [Z] . Alle aandelen in belanghebbende zijn in het bezit van de heer [Y] ( [Y] ). [Y] is sinds de oprichting van belanghebbende tevens enig bestuurder. [Y] is voorts enig aandeelhouder van [E] B.V.
[Y] is gehuwd met M.Y. [F] ( [F] ). In [… 1] respectievelijk [… 1] zijn uit dit huwelijk twee kinderen geboren: [G] en [H] . In de onderhavige jaren woonde [Y] met zijn gezin in Nederland.
Belanghebbende is enig aandeelhouder en bestuurder van [I] B.V. ( [I] ). [I] hield zich in de onderhavige jaren bezig met de verkoop van en meer in het algemeen de handel in homeopathische, fysiotherapeutische geneesmiddelen, voedingssupplementen en cosmetica.
Belanghebbende was sinds 3 december 2008 100% aandeelhouder van [J] B.V. Op 23 februari 2009 heeft belanghebbende alle aandelen in [J] B.V. verkocht aan [F] . [J] B.V. exploiteerde in de onderhavige jaren een winkel met exclusieve damesmode aan de [K] te [L] . Op 8 november 2011 is [J] B.V. failliet verklaard.
Op 5 september 2012 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2008 tot en met 2010. Van het boekenonderzoek is een controlerapport opgemaakt, waarin onder meer het volgende vermeld staat:
"(…)
Huisvestingskosten
Dit betreft één uitgave in het boekjaar 2009, namelijk op basis van een factuur d.d. 25 mei 2009 van [M] Makelaardij inzake een taxatie van een woon- / winkelpand aan de [K] te [L] ad € 656,25. Genoemd bedrag is verwerkt op grootboekrekening 4190 overige huisvestingskst. Boekstuk 20900013 maakt verder melding van een BTW-bedrag van € 124,69. Op het adres [N] te [L] was [J] BV gevestigd, een detailhandel in exclusieve damesmode.
In zijn brief van 7 december 2012 gaat de adviseur op deze uitgave in: 'Dit betreft een uitgave ten behoeve van [J] B.V. die bij de lening(en) gevoegd had kunnen, wellicht moeten worden. Vanwege het faillissement van [J] B.V. is hiervan afgezien, en zijn de kosten direct genomen in plaats van bij de afwaardering van de leningen'.
[J] BV werd op 8 november 2011 failliet verklaard. Voor [X] is er in verband met deze uitgave geen sprake van zakelijk gebruik waardoor er geen recht op verrekening van voorbelasting bestaat. Van huisvestingskosten voor [X] is al helemaal geen sprake. Van een viertal leningen tussen [X] en [J] BV zijn schriftelijke overeenkomsten overgelegd; respectievelijk gedateerd op 29 april, 30 juni, 2 en 23 augustus 2010; tweemaal € 10.000 en tweemaal € 15.000). De redenering van de adviseur treft geen doel; de uitgave vond plaats nog voor er van leningen met [J] BV sprake was.
In onderdeel 5.1.2 van dit rapport ga ik verder in op de leningen aan [J] BV.
Kosten 2009 € 656
(…)
4.1.2 Relatiegeschenken
Het saldo van grootboekrekening '4382 relatiegesch. < 50, = 75%' bedraagt voor het boekjaar 2010 € 8.957,87 en is opgebouwd uit een vijftal mutaties. Drie hiervan betreffen de reeds genoemde detailhandel in exclusieve damesmode [J] BV tot een bedrag van € 6.634,87. (…) De onderliggende facturen maken melding van geleverde relatiegeschenken, relatiegeschenken en alleen de factuur d.d. 29 september 2010 (boekstuk 21000019) heeft een specificatie waaruit blijkt dat de levering louter kleding betreft. Bij een eerder boekenonderzoek werden afspraken gemaakt over de registratie van 'namen en aanleiding' in verband met dergelijke uitgaven. Gebleken is dat deze afspraak niet werd nagekomen.
In zijn brief van 7 december 2012 gaat de adviseur op deze uitgave in: 'De post 1.14 betreft
relatiegeschenken aangeschaft bij [J] B.V.'
De over deze uitgaven gestelde vragen, onder andere met betrekking tot de zakelijkheid voor [X] , zijn slechts oppervlakkig beantwoord. Niet aangetoond of aannemelijk gemaakt is dat de uitgaven als bedrijfskosten voor [X] kwalificeren. (…) [X] genereert uitsluitend
managementfee op basis van schriftelijke contracten. Het aantal zakelijke relaties waarvoor een zakelijk belang tot fêteren aanwezig is, is gering. Bovendien ontbeert de sfeer waarin met deze relaties wordt omgegaan een belang tot fêteren. De managementovereenkomst voorziet in een mogelijkheid om gemaakte kosten te declareren bij de betreffende werkmaatschappij.